________________________________
[16 februari 2012 - nr
276)
De
gevangene
Schoonebeek
heeft sedert hij enkele maanden geleden de vut-gerechtigde leeftijd
bereikte, danig de smoor in. In één keer was dat prettige gevoel van
vrij mens te zijn verdwenen. Omdat vrijheid een ongelooflijk
relatief begrip blijkt te zijn. De gevangenen in Plato’s grot
voelden zich helemaal niet zo onvrij. Ze wisten niet beter. Alleen
die ene, die van het buitenleven had genoten, díe wist wat vrijheid
was. Niet vanwege dat buitenleven, maar om de vergelijking met zijn
treurige, ehemalige lotgenoten.
De vrijheid van
door de stad te slenteren, ontleende zijn charme toch vooral aan het
goddelijke feit dat al die anderen op dat moment zich noodgedwongen
ergens te werk hadden laten stellen. Zo heeft Schoonebeek ontdekt.
Maar nu hij 63
is, is hij plotsklaps zijn vrijheid kwijt. Hij moet nu de
straatslijper zijn die hij altijd zo gaarne was. Net als al die
andere 63-jarigen. En hij moet Duvel drinken, nu alle
leeftijdgenoten dat ook doen. Koffie en fris zijn er voor de
jongeren, die nog aan het werk moeten. Nee, mogen.
En nu het weer
carnaval dreigt te worden in zijn anders zo geliefde stad, moet
hij de katholieke streken ontvluchten en weer een kamer boeken in
dat deftige hotel aan die deftige laan in dat deftige dorp aan zee.
Waar, zo realiseert hij zich maar al te pijnlijk, hij onder allemaal
leeftijdgenoten zal zijn. Lekkertjes genietend van hun vut.
En niemand zal
meer afgunstig naar Schoonebeek kijken met een blik van
die-heeft-het-goed-voor-elkaar. Zo jong en dan al vrijgesteld. Nee,
vanaf nu zullen het blikken zijn van
ach-kijk-die-aardige-oude-man-met-zijn-krantje-daar-lekker-zitten.
Eigenlijk zou
Schoonebeek dit jaar van de weeromstuit thuis moeten blijven, zich
desnoods in het vastenavondgeweld stortend. Maar dat kan nu eenmaal
niet. Hij heeft braaf weer geboekt. Hij kon niet anders. Want hij is
zijn vrijheid kwijt.
Voorgoed, naar
het zich laat aanzien.
|