>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <       

 

Schoonebeek  <    

Schoonebeeks

               Donderdag

________________________________  [27 oktober 2016 - nr 295)

              

 

 

Bonn en Beethoven

 

Schoonebeek is net weer terug van een paar dagen Bonn. Hè? Bonn? Ja. Bonn. Want hoewel hij niemand kent die ooit vrijwillig naar de voormalige Duitse hoofdstad is afgereisd, is Schoonebeek eigenzinnig genoeg om het er op te wagen. En hij moet toegeven: hij had gelijk. Wat een alleraardigst oud stadje is Bonn. Natuurlijk, ook daar is er van alles na de oorlog net iets te nieuw gerenoveerd, maar zo erg als in Keulen is toch geenszins. Bovendien stond er na het bombardement van oktober 1944 nog best een hoop wél overeind. En is er een heleboel wél tamelijk authentiek gerenoveerd in de historisch verantwoorde zuurstokkleuren van het Rijnland.

De naoorlogse Duitse regeringen kozen niet voor niets domicilie in Bonn zolang Berlijn voor een beetje effectief bestuur onbereikbaar was. Vijftig jaar lang heeft Bonn een reeks politici moeten verdragen, die zelf allemaal liever ergens anders waren. En zodra Berlijn na de Duitse eenwording een klein beetje op orde was gebracht, wisten ze niet hoe snel ze het barokke Rijnstadje moesten ontvluchten. Eindelijk naar een echte stad.

Maar dankzij het schuldgevoel van al die deserterende politici is Bonn er niet slechter van geworden. Een mooie Opera, een aantal internationale instituten en de Museummijl. Dat is een goeie twee kilometer met vijf spiksplinternieuwe musea. Voor geschiedenis, moderne kunst, zoölogie en noem maar op. Alles even Duits, dus netjes en gründlich.

In het Kunstmuseum  Bonn, alwaar de modernen gehuisvest zijn, genoot Schoonebeek vooral van de choreografie der suppoosten. Bij de mooie tentoonstelling van het werk van Thomas Huber was Schoonebeek bijna de enige bezoeker. Zodat de drie suppoosten zo ongeveer om hem heen dansten. Waar de een verdween, verscheen de ander. Schoonebeek wist zich geen moment onbespied. Tot het moment waarop hij van zaal wisselde en een suppoost langs een andere doorgang met hem mee gleed. Tenminste, dat was de bedoeling. Want Schoonebeek voelde zich ineens een balorige puber en keerde plotsklaps ondeugend terug op zijn schreden, zodat hij wel twintig seconden lang helemaal alleen in die zaal stond. Toen keerde de suppoost in opperste staat van verwarring terug. Hij had de bezoeker toch echt verder zien lopen en nu stond hij ineens weer hier! Op Schoonebeeks blik van verstandhouding reageerde de man als iemand die al veertig jaar lang achter hetzelfde loket dezelfde stempels zet: niet.

Het was een van de kleine genoegens van drie dagen Bonn. De grotere waren het eten, het bier, de geschiedenis, de barok en Thomas Huber. Én Beethoven natuurlijk. Want da’s bijna de patroonheilige van de stad.

Eenmaal thuis nam Schoonebeek plaats in zijn luie stoel, Bier und Bratwurst binnen handbereik en liet de Eroica eens lekker uit de luidsprekers knallen.