________________________________
[22 december 2016 - nr 297)
Kerstwoorden
Schoonebeek heeft er zin in, in zijn jaarlijkse aanval van
weemoedigheid, afwijzing, kou, verdriet en onaangepastheid. Hij
heeft er zelfs een woord voor. Of één, hij heeft er wel tien woorden
voor en die zouden allemaal zomaar het woord van het jaar kunnen
zijn. Want zeg nou zelf, ‘treitervlogger’, dat slaat toch helemaal
nergens op. Goed, Schoonebeek weet wat ermee bedoeld wordt. Hij weet
dat het om jonge mensen gaat die op verloren avonden balorige
activiteiten ontwikkelen. Door onze hoogsteigen minister president
aangewezen als Tuig van de Richel. Kennelijk zijn de jongelui in
kwestie goed bezig, dacht Schoonebeek nog. Liet enkele generaties
geleden burgemeester Van Hall zich niet in soortgelijke bewoordingen
uit toen hij krenten uitdelende provo’s karakteriseerde? Schoonebeek
bedoelt maar.
Treiteren, ja. Maar wat is dat vloggen eigenlijk? Schoonebeek weet
het niet, maar dan vooral omdat hij het niet wil weten. Waar
het om het gebruik van sociale media gaat, is hij een trots maar
onontgonnen buitenmaatschappelijk wezen.
Zijn
dagelijkse aanloop bij zijn stamcafé schopt hem evenwel wederom
pijnlijk in de woeste arena van feestelijke malheur. En bij zijn
eerste slok Duvel weet hij het al: dit was een vergissing. Overal om
hem heen klonteren de kerstslaven samen om hun onbeduidende
leventjes luister bij te zetten, liefst met een glas (o gruwel)
Glühwein. Aan zijn tafeltje bij het raam. Ze hebben
cadeautjes gekocht, dit geestelijke dwergvolk. En veel te dure wijn.
En kerstversieringen die ze niet nodig hebben, omdat ze er zelf al
als een wandelende etalage bij lopen. Het kerstverdriet drupt bij
elke schaterlach uit hun mondhoeken op hun kerstkraagjes.
Schoonebeeks kerstwoede groeit bij elke slok en slaat halverwege
zijn derde glas – nee, hij is niet iemand die makkelijk opgeeft – om
in een kerstapathie die hem zeer verbaast. Een beetje overvallen
voelt hij zich. En als dan ook de bestelde bitterballen maar niet af
willen komen, overweegt hij serieus om zich thuis in een bad vol
Glühwein te gaan verdrinken.
Maar dan
maakt zich een jonge vrouw los van een groepje krampachtig jonge
dames. Vrouwen van achter in de dertig die niet begrijpen dat ze
geen meisjes meer zijn. En toch heeft dat ook wel iets. In ieder
geval wel bij de meisjesvrouw die op hem afkomt, hem een
rechthartelijk ‘Mijnheer Schoonebeek, wat leuk!’ toeroept. En hem
dan op de wang zoent en fijne feestdagen toewenst. Allemaal dingen
die Schoonebeek normaal gesproken zeer tegenstaan. Maar nu lacht hij
verlegen. En heeft hij geen idee wie zij is. Maar als even later dan
ook de bitterballen nog ter tafel komen, kan hij zijn kerstvreugde
niet op.
|