Carlo
Schoonebeeks
dochter is tot over haar oren verliefd. En daar heeft Schoonebeek
zelf het behoorlijk moeilijk mee. Want natuurlijk deugt die jongen
voor geen meter. Dat wist hij al toen hij alleen de naam nog maar
gehoord had.
Carlo.
Schoonebeek
beseft dat het zijn vaderlijke plicht is om zijn lieve dochter voor
een vreselijke misstap te behoeden. Maar dat is tot dusver
tevergeefs gebleken. Want de jongen zit tegenover hem. Aan een
glaasje water. Omdat Schoonebeek nou eenmaal geen limonade in huis
heeft. Naast Carlo zit, zichtbaar nerveus, zijn lieve Fleur. Het
glaasje rosé nog op volle sterkte in haar hand. Schoonebeek zelf is
net terug uit de keuken, waar hij voor zichzelf een tweede flesje
Duvel uit de ijskast heeft gehaald.
Schoonebeek en
Fleur hebben een verleden, zoals alleen vaders en dochters dat
kunnen hebben. Zij heeft gedurende achtentwintig jaar zijn leven in
de zon gezet en hij heeft haar in diezelfde tijd met overbezorgde
wijsheden bestookt. Het is echt zo’n relatie die stevig in balans
is.
Alleen tijdens
haar verkeringen ging het steevast mis. Want Schoonebeek heeft
weliswaar niets tegen mannen (sommige van zijn beste vrienden zijn
mannen), maar van zijn dochter moeten ze afblijven. De man tegenover
hem loopt tegen de dertig.
Wat doe je voor
de kost? is de eerste en enige vraag die Schoonebeek te binnen wil
schieten. Maar hij bijt nog liever zijn tong af, dan dat hij díe
stelt. Bovendien heeft Fleur hem in een voorbespreking al een en
ander over Carlo verteld.
Hij werkt op een
bank en schijnt daar nog best iets hoogs te zijn ook. Maar werken op
een bank is niet iets waarmee je Schoonebeek imponeert. Dan zou je
eerder iets in de vrijgestelde sfeer moeten doen. Want dat zo’n
jongen gewoon moet werken voor zijn geld, dat pleit wel heel erg
tegen hem. Hij moet voor Fleur zorgen en niet voor een baas!
‘Hou je van
muziek?’ vraagt Schoonebeek. En hij denkt, mijn god vroeg ik
dat? Maar de vraag komt aan en de vrijer veert op. En óf hij van
muziek houdt!
‘Kent u Die
schöne Müllerin?’ vraagt hij enthousiast. En Schoonebeek beseft
dat hier zijn kansen liggen.
Hij wuift wat
onzichtbare verstoordheid weg en antwoordt: ‘Maar dat haalt het toch
niet bij de Winterreise? Dat is toch alom erkend als…’
Maar Carlo’s
beer is los. Hij kan zijn geestdrift niet langer onder tafel houden.
En steekt een lang pleidooi af voor de Müllerin. ‘Ik wilde
dat ik u kon laten horen wat ik bedoel,’ zo besluit hij zijn betoog.
‘O, maar dat
kan,’ doet Schoonebeek allerhartelijkst. En hij staat op om het
cd’tje op te zetten.
Het ene lied na
het andere komt langs en om niet voor Carlo onder te doen, speelt
Schoonebeek daarna ook nog eens de hele Winterreise af.
Carlo toont zich
een sportief opponent, die toegeeft dat zijn voorkeur voor de
Müllerin wellicht niet helemaal conform de heersende
Schubert-opvatting is. Bovendien, geeft hij ruiterlijk toe, heeft
die Winterreise beslist ook wel enige kwaliteit.
Twee uur, vier
flesjes Duvel en drie glazen water later nemen de mannen afscheid.
Fleur is dan al lang naar haar eigen bedje in haar eigen flatje
vertrokken. Met die Carlo wordt het nooit meer wat.
En Schoonebeek
kijkt terug op een genoeglijke avond met een man die gelukkig nooit
zijn schoonzoon zal worden. |