INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Carlo

Schoonebeeks dochter is tot over haar oren verliefd. En daar heeft Schoonebeek zelf het behoorlijk moeilijk mee. Want natuurlijk deugt die jongen voor geen meter. Dat wist hij al toen hij alleen de naam nog maar gehoord had.

Carlo.

Schoonebeek beseft dat het zijn vaderlijke plicht is om zijn lieve dochter voor een vreselijke misstap te behoeden. Maar dat is tot dusver tevergeefs gebleken. Want de jongen zit tegenover hem. Aan een glaasje water. Omdat Schoonebeek nou eenmaal geen limonade in huis heeft. Naast Carlo zit, zichtbaar nerveus, zijn lieve Fleur. Het glaasje rosé nog op volle sterkte in haar hand. Schoonebeek zelf is net terug uit de keuken, waar hij voor zichzelf een tweede flesje Duvel uit de ijskast heeft gehaald.

Schoonebeek en Fleur hebben een verleden, zoals alleen vaders en dochters dat kunnen hebben. Zij heeft gedurende achtentwintig jaar zijn leven in de zon gezet en hij heeft haar in diezelfde tijd met overbezorgde wijsheden bestookt. Het is echt zo’n relatie die stevig in balans is.

Alleen tijdens haar verkeringen ging het steevast mis. Want Schoonebeek heeft weliswaar niets tegen mannen (sommige van zijn beste vrienden zijn mannen), maar van zijn dochter moeten ze afblijven. De man tegenover hem loopt tegen de dertig.

Wat doe je voor de kost? is de eerste en enige vraag die Schoonebeek te binnen wil schieten. Maar hij bijt nog liever zijn tong af, dan dat hij díe stelt. Bovendien heeft Fleur hem in een voorbespreking al een en ander over Carlo verteld.

Hij werkt op een bank en schijnt daar nog best iets hoogs te zijn ook. Maar werken op een bank is niet iets waarmee je Schoonebeek imponeert. Dan zou je eerder iets in de vrijgestelde sfeer moeten doen. Want dat zo’n jongen gewoon moet werken voor zijn geld, dat pleit wel heel erg tegen hem. Hij moet voor Fleur zorgen en niet voor een baas!

‘Hou je van muziek?’ vraagt Schoonebeek. En hij denkt, mijn god vroeg ik dat? Maar de vraag komt aan en de vrijer veert op. En óf hij van muziek houdt!

‘Kent u Die schöne Müllerin?’ vraagt hij enthousiast. En Schoonebeek beseft dat hier zijn kansen liggen.

Hij wuift wat onzichtbare verstoordheid weg en antwoordt: ‘Maar dat haalt het toch niet bij de Winterreise? Dat is toch alom erkend als…’

Maar Carlo’s beer is los. Hij kan zijn geestdrift niet langer onder tafel houden. En steekt een lang pleidooi af voor de Müllerin. ‘Ik wilde dat ik u kon laten horen wat ik bedoel,’ zo besluit hij zijn betoog.

‘O, maar dat kan,’ doet Schoonebeek allerhartelijkst. En hij staat op om het cd’tje op te zetten.

Het ene lied na het andere komt langs en om niet voor Carlo onder te doen, speelt Schoonebeek daarna ook nog eens de hele Winterreise af.

Carlo toont zich een sportief opponent, die toegeeft dat zijn voorkeur voor de Müllerin wellicht niet helemaal conform de heersende Schubert-opvatting is. Bovendien, geeft hij ruiterlijk toe, heeft die Winterreise beslist ook wel enige kwaliteit.

Twee uur, vier flesjes Duvel en drie glazen water later nemen de mannen afscheid. Fleur is dan al lang naar haar eigen bedje in haar eigen flatje vertrokken. Met die Carlo wordt het nooit meer wat.

En Schoonebeek kijkt terug op een genoeglijke avond met een man die gelukkig nooit zijn schoonzoon zal worden.