Justine
Schoonebeek liep
net zijn maandelijkse rondje langs de antiquarische kasten van J. de
Slegte (derde maandag van de maand!), toen een jonge vrouw hem
staande hield. Ze had een open, vriendelijk gezicht en een
kinderwagen. Die ze zoetjes wiegde terwijl zij het boekenaanbod
langs zich heen liet glijden.
“Nee maar,
mijnheer Schoonebeek.”
Schoonebeek keek
zoals hij altijd keek onder dit soort omstandigheden. Nors.
Ongenaakbaar. Want voor je het wist had je een sociaal praatje van
een half uur aan je broek.
Maar de vrouw
leek voornemens de muur te slechten. “U kent me niet meer, hè,” voer
ze ergerlijk vriendelijk voort. Waarop Schoonebeek haar met een
zucht opnam.
Ze was een jaar
of vijfendertig, schatte hij. Maar als het er straks dertig of
veertig bleken te zijn, had die uitslag ook zijn zegen. Haar gezicht
vertoonde weliswaar niet geheel onbekende trekken en ook in de stem
echode nog wel iets uit het verleden mee, maar verder kwam
Schoonebeek niet eens in de buurt van een positieve identificatie.
De vrouw zag hem
tobben en besloot tot mededogen. En ze vertelde hem triomfantelijk
dat ze Justine heette. Blijkbaar verkeerde ze in de terechte aanname
dat Schoonebeeks levenspad niet bezaaid lag met Justines.
“Ah, Justine,”
aarzelde Schoonebeek niettemin. Hij had de naam inderdaad één keer
eerder gehoord. Maar waar?
“1992,” lichtte
Justine een royale tip van de sluier op. “Mollerinstituut.” Een
oud-studente, begreep Schoonebeek. En meteen drong zich een
achternaam op. Schiffer. Hetgeen men geacht werd erg Nederlands uit
te spreken. “Sjieffer” kwam je op een stevige uitbrander van de
naamdrager te staan.
“Justine
Schiffer,” stelde Schoonebeek zo toonloos mogelijk vast. Terwijl ook
een fysiek beeld zich aan hem begon op te dringen. Een jonge slanke
vrouw. Mooi. Aantrekkelijk. En toch intelligent. Echt zo’n
wat-wil-je-nog-meer-meid. Hij keek naar de vrouw tegenover hem. Een
knap gelaat. Dat was zeker. En ook de lengte was er nog wel. Maar
haar tailleomvang was minstens verdrievoudigd.
“Je bent, eh,
veranderd,” zei hij daarom maar.
“Ja hè,”
glunderde ze trots. “Vier kinderen op de wereld gezet!” Ze wees naar
de kinderwagen. “Thijs is de jongste.”
Nu was het toch
al gauw een jaar of twintig geleden, dat Schoonebeek daadwerkelijk
ín een kinderwagen gekeken had. Dat was toen zijn zoon er een flink
deel van de dag eentje bewoonde. Daarna was hij al weer gauw in zijn
oude walging voor al dat kleine grut vervallen. Hij moest dan ook
wel iets overwinnen, alvorens zich voorover te buigen. En wat hij
zag, viel niet mee. Natuurlijk, de meeste baby’s zijn niet om
aan te zien. Maar Thijs had echt werk gemaakt van zijn lelijkheid.
Bijna kokhalzend wist Schoonebeek er nog vlug een benauwd “leuk” uit
te persen.
En hij dacht
weer terug aan de Justine Schiffer uit 1992. Een van de weinige
studenten met meer liefde voor taal- dan voor letterkunde. Maar wel
bereid om daarover stevig met hem in debat te gaan. Zij had een
zeldzame voorkeur voor woordvormingstheorieën en de geschiedenis van
het Nederlands. Ze wist op een gegeven moment als vierdejaars
student meer van de klankwetten van Grimm en Verner dan Schoonebeek.
En wat had ze
met dat talent gedaan? Vier kinderen krijgen. Zonde, vond
Schoonebeek.
“Hoe gaat het
met je?” vroeg hij, doodsbang voor het antwoord.
“Ik ben na het
Moller naar de universiteit gegaan,” legde ze uit. “Doctoraal
gehaald. En vijf jaar geleden gepromoveerd.”
“Taalkunde,”
begreep Schoonebeek.
Ze knikte.
“En daarna?”
Ze wees weer
naar de kinderwagen, terwijl een warme glimlach haar gezicht deed
oplichten. “Vier kinderen in vijf jaar,” sprak ze vertederd.
Schoonebeek overwoog of hij haar van zijn ontstemming op de hoogte
moest brengen. Maar ze was hem voor en legde een mollige moederhand op zijn mouw.
“En u?” vroeg
ze. “U bent de meest erudiete docent die ik ooit gehad heb. Doet u
daar nog iets mee?”
En Schoonebeek
begreep dat “door de stad wandelen”, “Duvels en tripels drinken”
en zelfs “stukjes schrijven” niet aan haar verwachtingen zouden
voldoen.
Dus draaide hij
zich om, pakte een willekeurig boek uit de kast en deed alsof hij
Justine alweer vergeten was. En haar kind al helemaal. |