INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Ban van buiten

Schoonebeek komt zelden in de natuur. Steden zijn voor mensen. Dorpen zijn voor koeien. Zo eenvoudig liggen die dingen. Maar zulke hoge principes staan hem op geen enkele wijze in de weg als er literair prestige te winnen valt. Dan maakt hij net zo makkelijk een lofdicht op de verkwikkende psyche van een loofbos of een korenveld. Zoals nu. Op zijn lijfzijde (lifesite) heeft hij gelezen dat het Brabants landschap vijfenzeventig jaar bestaat. Iets wat hem zeer verwonderde. Want had hij niet ergens langs zien komen dat Brabant dit jaar negenhonderd jaar bestond? Dan moet er toch minstens net zo lang sprake geweest zijn van iets wat je met een beetje fantasie “landschap” zou mogen noemen?

Blijkbaar niet.

Vijfenzeventig wordt het Brabants landschap. En geen dag ouder. En hoewel het in vergelijking met de hoogbejaarde provincie derhalve nog slechts een snotjongen is (Zijn landschappen eigenlijk wel jongetjes? Of eerder meisjes?), moet het toch gevierd worden. Met een heuse dichtwedstrijd. Het organiserend comité heeft het trouwens over een “gedichtenwedstrijd”, maar dat woord krijgt Schoonebeek niet uit zijn bek. Net als “gedichtenbundel”. Een dichtbundel moet het zijn.

Maar ondanks deze dubieuze aankondiging heeft Schoonebeek er zich toch toe gezet om enige poëtische woorden en gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Het waren vier, een tikje onhandig achter elkaar geplaatste woordjes die de doorslag gaven. Die Schoonebeek uiteindelijk over de streep trokken.

“Er zijn prachtige prijzen.”

Geen geldbedragen, geen televisietoestellen of laptops. Zelf geen behoorlijke volzin. Alleen maar “Er zijn prachtige prijzen”. Bij iemand die zo moeizaam formuleert, is de buit al direct en makkelijk binnen, dacht Schoonebeek met een hebzuchtig glimlachje.

Maar ja, het moest dus wel over de natuur gaan. Over “Brabant in de Ban van Buiten” om precies te zijn. Tja, Schoonebeek kent het Wilhelminapark. Met de omzomende cafés. En hij kan zich ook de linde op de Heuvel nog wel herinneren. Maar dan is zijn natuurbeleving wel op.

Maar allez. Met wat graanjenever en gerstenat moet het lukken, nietwaar.

En zo komt het dat hij nu reeds anderhalf uur naar dat blad papier zit te staren. Terwijl de flessen Bokma en Duvel steeds meer van hun spiritueel vocht aan hem prijsgeven, houdt zijn dichterlijke ader zijn diepzinnige inhoud angstvallig binnenboord.

Maar na twee uur, driekwart fles Bokma en vier Duvels staat er dan toch eindelijk iets.

 

God gaf Brabant zijn warme deken

Maar hield het vervolgens al gauw voor bekeken

En terwijl Brabant naar binnen

gluurt door de beslagen ruiten

Blijft ons gewest voor eeuwig

in Gods eigen Ban van Buiten

 

Waarna Schoonebeek zich volstrekt gewetenloos te rusten begeeft.