Ban van buiten
Schoonebeek komt
zelden in de natuur. Steden zijn voor mensen. Dorpen zijn voor
koeien. Zo eenvoudig liggen die dingen. Maar zulke hoge principes
staan hem op geen enkele wijze in de weg als er literair prestige te
winnen valt. Dan maakt hij net zo makkelijk een lofdicht op de
verkwikkende psyche van een loofbos of een korenveld. Zoals nu. Op
zijn lijfzijde (lifesite) heeft hij gelezen dat het Brabants
landschap vijfenzeventig jaar bestaat. Iets wat hem zeer
verwonderde. Want had hij niet ergens langs zien komen dat Brabant
dit jaar negenhonderd jaar bestond? Dan moet er toch minstens net zo
lang sprake geweest zijn van iets wat je met een beetje fantasie
“landschap” zou mogen noemen?
Blijkbaar niet.
Vijfenzeventig
wordt het Brabants landschap. En geen dag ouder. En hoewel het in
vergelijking met de hoogbejaarde provincie derhalve nog slechts een
snotjongen is (Zijn landschappen eigenlijk wel jongetjes? Of
eerder meisjes?), moet het toch gevierd worden. Met een heuse
dichtwedstrijd. Het organiserend comité heeft het trouwens over een
“gedichtenwedstrijd”, maar dat woord krijgt Schoonebeek niet uit
zijn bek. Net als “gedichtenbundel”. Een dichtbundel moet het zijn.
Maar ondanks
deze dubieuze aankondiging heeft Schoonebeek er zich toch toe gezet
om enige poëtische woorden en gedachten aan het papier toe te
vertrouwen. Het waren vier, een tikje onhandig achter elkaar
geplaatste woordjes die de doorslag gaven. Die Schoonebeek
uiteindelijk over de streep trokken.
“Er zijn
prachtige prijzen.”
Geen
geldbedragen, geen televisietoestellen of laptops. Zelf geen
behoorlijke volzin. Alleen maar “Er zijn prachtige prijzen”. Bij
iemand die zo moeizaam formuleert, is de buit al direct en makkelijk
binnen, dacht Schoonebeek met een hebzuchtig glimlachje.
Maar ja, het
moest dus wel over de natuur gaan. Over “Brabant in de Ban van
Buiten” om precies te zijn. Tja, Schoonebeek kent het Wilhelminapark.
Met de omzomende cafés. En hij kan zich ook de linde op de Heuvel
nog wel herinneren. Maar dan is zijn natuurbeleving wel op.
Maar allez. Met
wat graanjenever en gerstenat moet het lukken, nietwaar.
En zo komt het
dat hij nu reeds anderhalf uur naar dat blad papier zit te staren.
Terwijl de flessen Bokma en Duvel steeds meer van hun spiritueel
vocht aan hem prijsgeven, houdt zijn dichterlijke ader zijn
diepzinnige inhoud angstvallig binnenboord.
Maar na twee
uur, driekwart fles Bokma en vier Duvels staat er dan toch eindelijk
iets.
God gaf Brabant
zijn warme deken
Maar hield het
vervolgens al gauw voor bekeken
En terwijl
Brabant naar binnen
gluurt door de beslagen ruiten
Blijft ons
gewest voor eeuwig
in Gods eigen Ban van Buiten
Waarna Schoonebeek
zich volstrekt gewetenloos te rusten begeeft. |