INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Biologisch

Mannen trouwen uit liefde, vrouwen uit medelijden. Dat schijnt Louis Paul Boon ooit eens gezegd te hebben. En hoewel niet van harte, moet Schoonebeek de Vlaamse reus hierin toch wel volgen. Sterker nog, het geldt niet alleen voor huwelijkse trouw, maar voor alle vormen van vriendschappelijke banden tussen de geslachten. Mannen dromen daarbij altijd van seks. Terwijl vrouwen meer moederlijke, zorgzame, ja Grote Boon: medelijdende drijfveren lijken te hebben.

Zo heeft Schoonebeek één vriendin die hem ieder jaar met de Kerst uitnodigt. Omdat ‘het’ anders zo sneu voor hem zou zijn. En dat ‘het’ blijft dan altijd ongedefinieerd. Schoonebeek laat zich deze decemberzorg al zo’n twintig jaar gelaten aanleunen. Want van harte gaat het al lang niet meer. Zeker niet sinds de vriendin een jaar of vijf geleden heeft ingesteld dat hij dan ook wel een handje kan helpen met de kerstboodschappen. Reden waarom Schoonebeek deze zaterdag in alle vroegte met haar over de Tilburgse markt wandelt, op zoek naar pompoenen. ‘Want daar kun je zo’n lekkere soep van maken.’ Helaas voor de vriendin blijkt geen van de aanwezige groenteboeren het product in het assortiment te voeren.

Behalve eentje.

Biologische boerderij De Schoffel.

Vóór de kraam is het een drukte van belang. En hoewel de twee noeste grondwerkers erachter hun stinkende best doen, kan het zo te zien nog wel een halfuurtje duren voordat de gewenste twee pompoenen voorwerp van eigendomsoverdracht zijn.

‘Als jij hier nou even wacht tot je aan de beurt bent,’ verdeelt Schoonebeeks vriendin heel praktisch de taken, ‘dan doe ik intussen even de rest van de boodschappen.’

En weg is ze, Schoonebeek hulpeloos achterlatend met in iedere hand een ijskoude pompoen van gemiddelde omvang. Wat in het geval van pompoenen bepaald niet gering is.

Omdat hij nu toch verder aan het tempo van de biologische boer en boerin en de zeker niet minder biologische clientèle is overgeleverd, begint Schoonebeek de uitgestalde waar maar eens te bestuderen. Er zit veel groens en roodbruins bij en het meeste daarvan kan hij met geen mogelijkheid thuisbrengen. Terwijl hij daar doordeweeks bij zijn eigen groenteleverancier nooit last van heeft. Als even later iemand spruiten bestelt, begrijpt hij waarom. Want Schoonebeek weet verdomd goed wat spruiten zijn. Sterker, hij is er een gekend liefhebber van. Maar wat er nu allemaal aan takken en bladeren in de weegschaal gesmeten wordt, had hij nooit spruiten durven noemen. De klant in kwestie neemt het afgewogene evenwel blijmoedig in ontvangst. Geen spoor van kritiek.

Over klanten gesproken, er houdt zich inmiddels een nogal eigenaardig volkje voor de biologische kraam op. Niet alleen bestellen ze vreemde dingen (‘zeegras’). De gewonere dingen kopen ze ook in eigenaardige hoeveelheden (‘drie mandarijnen’, ‘vijf eieren’, ‘één aardappel’). Schoonebeek beseft dat hij met zijn twee pompoenen nog helemaal niet zo’n mal figuur slaat.

En iedereen bemoeit zich ook met elkaar.

‘Wie is er aan de beurt?’ wil de biologische boerin weten.

‘Eerst is die mevrouw daar. Dan die. Daarna die meneer en dan ben ik,’ geeft een hulpvaardig wakker dier voor iedereen antwoord. Schoonebeek komt voorlopig nog niet in het rijtje voor. De vrouw die aan de beurt is, overhandigt de verkoopster een briefje en een stevige juten tas. ‘Doe u het daar allemaal maar in.’

Het valt Schoonebeek op dat er meer mensen zijn met linnen, juten, of papieren tassen. Eén man heeft zijn tas vol met lege eierdoosjes. De boer kijkt er niet van op.

‘Kwam u alleen maar inleveren?’ wil hij weten. Maar de man wil ook nog graag zes eieren retour. Plus wat zeegras. Plus een grote rode knol van onbestemde komaf. Naast Schoonebeek staat een sjofel geklede vrouw met in haar hand een fikse stapel gebruikte papieren zakjes. Om het milieu te sparen. Om dezelfde reden ziet ze ook principieel af van het gebruik van zeep. Hetgeen haar directe milieu weer niet erg ten goede komt.

‘Anders nog iets?’ vraagt de boerin aan de vrouw.

‘Ik had u toch een briefje gegeven?’ Ach ja, dat was waar ook.

‘Ik kan mijn boodschappenlijstje voortaan beter ’s morgens even faxen,’ grapt een man. En de hele meute voor de kraam deelt in zijn hilariteit. Alleen Schoonebeek denkt: ‘Faxen? Dat was toch iets van twintig jaar geleden?’

‘Of, of… e-mailen!’ roept er eentje boven de algehele jolijt uit. Het volkje komt niet meer bij. E-mailen! Het moet niet gekker worden!

‘Wie is er dan?’ roept de boerin, terwijl ze vlak voor Schoonebeek staat. Die overhandigt haar vlug de twee pompoenen. Nog voordat het wakkere dier een nieuwe klantenreeks kan opsommen.

“Gaat het zo mee?’ En Schoonebeek maakt een afweging. Stel dat hij iemand tegenkomt die hij kent. Onwaarschijnlijk op dit uur, maar toch. Loopt hij dan liever met twee pompoenen in zijn handen of met een tweedehands tasje van de zorgboerderij?

‘Ja hoor, dat lukt wel,’ hoort hij zichzelf daarop mompelen. En hij draait zich om. En stapt pardoes de eenentwintigste eeuw weer in.