Bitterbal
Met ‘Ik
heb hier zo’n draadje tussen mijn tanden,’ kwam de vrouw er eens
gezellig bij zitten. Ze was mooi en jong en blond, althans mooier en
jonger en blonder dan de meeste vrouwen in Schoonebeeks stamcafé. En
ze sprak Tilburgs zonder enig spoor van vertoon.
Schoonebeek antwoordde met een zacht
gemompel dat hij zelf niet eens verstond en tastte naar zijn bier.
‘Kijk hier,’ toonde de vrouw hem royaal
haar gave gebit. ‘Ik denk dat het vlees is van zo’n bitterbal.’
‘Vervelend voor je,’ huichelde
Schoonebeek er maar eens lekker op los.
‘Zou jij niet even…’
‘Ik dacht het niet,’ onderbrak
Schoonebeek haar geschokt. En inenen erg eerlijk voor zijn doen.
‘Maar ik wil nog wel iets te drinken voor je bestellen.’
Hetgeen als adequaat alternatief ten
vollen werd geaccepteerd.
‘Ik mag eigenlijk helemaal geen
bitterballen,’ verklapte de vrouw, toen de kastelein het bestelde
had neergezet.
‘Dan moet je ze ook niet eten,’
probeerde Schoonebeek het onderwerp te liquideren voordat het
gevaarlijk werd. Maar zonder succes.
‘Als ik bitterballen eet, krijg ik
altijd zo’n ontzettende last van maagzuur, ’s avonds, in bed. Maar
ja, wat moet ik dan? Want ik heb het ook bij kroketten, frikandellen
en chocola. En ik wil toch ook wel eens iets lekkers zeker. Ik
bedoel, ik ben negenentwintig. Als je nou oud bent, en…’
Schoonebeek begon al ras zijn aandacht
te verliezen, ten gunste van een haast verdrongen jeugdherinnering.
Als achtjarig Schoonebeekje bevindt hij
zich met zijn ouders op een receptie ter gelegenheid van het een of
ander. Er zal wel een neef getrouwd zijn. Want in zijn herinneringen
trouwen er doorgaans nogal wat neven. Maar goed. In die zaal met dat
lawaaiige bandje heeft zijn vader zich al snel met een paar alte
Kameraden strategisch opgesteld in de loop van de obers. En
samen met zijn moeder zit het achtjarige Schoonebeekje aan een
tafeltje met een Perzisch tapijtje en een drietal tantes die
brandewijn drinken. Dat is allemaal heel gezellig en erg genoeglijk.
Totdat de bitterballen komen.
Een meisje met een wit schortje
presenteert ze. De drie tantes tasten toe. Moeder tast toe. En ook
Schoonebeekje mag er één.
En hoewel de bal tong en verhemelte
schroeit, zet het ventje door. Onderwijl benauwd de tantes
observerend die van hun bitterballen niet de minste last schijnen te
hebben.
Zo niet Schoonebeekjes moeder.
Die brandt zichtbaar haar mond en haalt
prompt het dampende, inmiddels zeer open liggende
vlees-noch-visproduct zonder de minste gêne weer tevoorschijn. En
deponeert het op het bierviltje naast de brandewijn.
De tantes bezien een ogenblik dit
stilleven en kijken elkaar aan. Vanuit de ooghoeken en ontzettend
veelbetekenend. En dan vervolgen zij het gesprek, zonder
Schoonebeekjes moeder er nog noemenswaard bij te betrekken.
En nu, in zijn stamcafé, kleurde hij
wederom een beetje rood van wel zeer achteraffe, vervangende
schaamte.
De vrouw met het draadje merkte het niet
en beschreef nog eens nauwkeurig de verschijnselen die een aanval
van maagzuur aankondigen. Daarna ledigde zij haar glas. En zocht een
ander tafeltje om van haar draadje af te komen. En anders wel van
haar verhaal. |