Jan de
Jong
Schoonebeek
________________________________
Boekenlast
Schoonebeek
kijkt nog eens bezorgd om zich heen. Niets dan boeken. In de
woonkamer. In het slaapkamertje dat hij deftig tot werkkamer heeft
gepromoveerd. In de echte slaapkamer. En op de overloop. Maar niet
in de keuken en niet in de badkamer. Je moet je boekerij wel droog
houden, tenslotte.
Hij heeft geen
idee hoeveel banden en bandjes hij hier de afgelopen decennia bijeen
heeft gebracht, maar het moet wel in de duizenden lopen, dat kan
haast niet anders. En hoewel hij zich graag voor een fel
neonverlichte rationalist houdt, voelt hij toch wel iets dat meer
romantische typen als een emotionele band zouden aanduiden. Ja, als
puntje bij paaltje komt, moet hij het toegeven: zijn boeken zijn hem
lief.
En daarom juist
maakt hij zich ook zo’n zorgen. Zojuist was er op de radio het
bericht dat een, ongetwijfeld analfabete, rechter in Groningen had
bepaald dat een brave erudiete burger zijn duizenden boeken uit zijn
huis moest verwijderen. Omdat zij de leefbaarheid zouden bedreigen
en het brandgevaar vergroten. De plaatselijke woningbouwvereniging
had geklaagd.
Schoonebeek
staat midden in zijn boekrijke woonkamer en probeert die zich voor
te stellen zonder boeken. En dat valt nog voor de drommel niet mee.
Maar als hij heel erg zijn best doet, krijgt hij plots dan toch dat
visioen van mooie wit gestuukte wanden met een enkel verantwoord
schilderij en een wandtafeltje met familiefoto’s. En hoewel de
houdbaarheid van het visioen niet meer dan driekwart seconde
bedraagt, zit de schrik er daarna toch wel in. Het beeld van de
treurige, desolate ruimte zal hem waarschijnlijk nog dagen
achtervolgen. Hem nachten uit zijn slaap houden.
Wat zijn dat
toch voor lieden, vraagt hij zich af, die anderen hun boeken willen
ontnemen? En hoe komt zo’n woningbouwclub erbij? Hebben de buren
geklaagd? Gluren die op een onbewaakt moment door het raam naar
binnen en jagen al die boeken hen dan schrik aan?
Je hoort wel
eens van mensen die er zestig katten in hun huurhuisje op na houden,
of veertig reptielen die allemaal los rondlopen. Dan gaat zo’n buurt
natuurlijk klagen vanwege de stankoverlast en de belofte van
besmettelijke ziekten. Maar boeken?
Blijkbaar zijn
wij in de eeuw beland waarin boekenbezit raar gevonden wordt.
Angstaanjagend raar. Iets wat met stevige hand bestreden dient te
worden. Mensen die ’s avonds niet gewoon met een biertje voor de
plattebuis-tv hangen zijn wezensvreemd aan onze cultuur.
Onaangepast. Zij vormen een gevaar voor de samenleving.
En ineens wordt
Schoonebeek heel bang. En gaat hij erg zijn best doen om de buurt te
vriend te houden. Maar na anderhalf uur intensief speurwerk heeft
hij welgeteld één verhalenbundeltje gevonden dat misschien wel weg
kan. En zelfs dat weet hij niet zeker.
Vermoeid zijgt
hij neer in zijn leunstoel in het volle besef dat hij met zijn
boekenlast zal moeten leren leven. Hij kan slechts hopen op enige
coulance van zijn omgeving. Zoals de Duitsche joden dat deden op 9
november 1938, de dag voor de nacht waarin alles anders werd.
|