INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

 


Jan de Jong:

Tussen moord en daad

 

Aflevering 15: Hoofdstuk 7 [2]

 

Jorna en Appelboom hadden nog even samen loempia’s gegeten bij Bali en liepen juist weer terug naar de Korte Heuvel, toen ze in de verte Boendale zagen oversteken met een koffer in zijn ene hand en een mooie vrouw aan zijn andere. Appelboom herkende de vrouw meteen als ‘die brigadier’, waarop Jorna luid ‘Politie! Politie!’ roepend op het tweetal af stormde. Met veel omhaal van woorden stelde hij zich aan Annemarie Vos voor als hulpsheriff en literatuurkenner en informeerde waar het tweetal samen met dat koffertje naar toe ging. Boendales hoofd knikte in de richting van het hotel en op Jorna’s gezicht verscheen een uitdrukking die respect moest suggereren.

‘Dus u deelt een gezamenlijke eenzaamheid,’ stelde hij vast. Maar Vos maakte een tikje kortaf duidelijk dat zij Boendale slechts tot aan de receptie zou begeleiden, om vervolgens haar wettige echtgenoot te gaan opzoeken. Jorna kon zijn teleurstelling nauwelijks verhullen. Maar hij vermande zich.

‘Dan neem ik het escorte hier van u over,’ besloot hij. En na een kort maar geruststellend knikje van Boendale, draaide de brigadier zich om, mompelde een korte groet en maakte zich uit de voeten. Zoals zo vaak tamelijk verbijsterd over het slag volk waar de inspecteur zich mee ophield.

‘Is die ellendige flat van je eindelijk onbewoonbaar verklaard?’ informeerde Jorna. ‘Of heeft de schone Margareth je de deur gewezen?’

Margareth! Boendale realiseerde zich geschrokken dat hij Margareth op de hoogte moest brengen. Stel dat ze terug naar de flat kwam. Gewoon, om wat spullen op te halen. Of misschien zelfs wel voor hem. De schat zou zich doodschrikken.

‘Jongens, ik moet jullie spreken,’ zei Boendale ineens. ‘Eh, ergens onder vier ogen.’

‘Zes,’ verbeterde Appelboom.

‘Breng nou eerst die koffer maar eens naar je slaapkamertje, dan gaan we daarna bij mij iets drinken. En spreken, natuurlijk,’ nam Jorna het heft in handen.

 

 

³³³

 

 

Ingrid Stühr kon de slaap niet vatten. Ze lag met haar ogen wijd open naar het plafond te staren, terwijl naast haar het meisje met de korte zwarte haren dat Bab heette, onrustig lag te ademen met hier en daar een snik tussen de ademstoten door. Ingrid zocht op de tast de hand van het meisje en kneep er zachtjes in, maar zonder merkbaar resultaat. De onrust bleef.

Joris Berg, dacht Ingrid. En de vader van Joris Berg. Wat gebeurde er allemaal? Waarom waren ze dood? En wat was er met dat meisje gebeurd, dat zij tamelijk willekeurig had aangewezen, toen Joris haar had gevraagd of ze haar kende? Hij had de naam in haar oor moeten schreeuwen, omdat de muziek in de kroeg zo hard stond. En omdat ze een klein beetje Joris’ reputatie kende, had ze zomaar een meisje aangewezen. Om haar te beschermen. Waartegen? Geen idee. Ze kneep weer in de hand van het meisje. Dat opnieuw niet reageerde. Toen draaide ze zich op haar zij en sloeg haar armen om het meisje heen. Zo bleef ze even liggen. Ze merkte dat het meisje er rustiger van ging ademen. Ze doezelde zelf ook wat weg.

Na een minuut of tien hoorde ze dat er aan de voordeur gemorreld werd. Ze keek op het kleine reiswekkertje. Vijf voor half een. Janneke had lang doorgewerkt vanavond. Ze overwoog even of ze op zou staan, om nog iets met Janneke te drinken. Als ze bleef liggen, zou haar vriendin naar de kleine kamer gaan om te slapen. Dat was de afspraak. Wie het laatst thuiskomt, slaapt in de kleine kamer. Om de ander niet wakker te maken. En sinds het meisje hier ook woonde, deelde zij als vanzelfsprekend het bed met de bewoonster die het eerst thuiskwam. Alleen als iedereen er was, koos Ingrid altijd zonder iets te zeggen voor het kleine slaapkamertje. Het kwam noch bij haar, noch bij Janneke op, om het meisje alleen te laten ’s nachts. Vanaf dat zij hier was, had ze in het grote bed geslapen.

Bab, dacht Ingrid. En ze glimlachte. Het was een leuke naam voor het meisje. Al moest ze er nog wel aan wennen. Ingrid streelde de schouder van het meisje, dat nu heel rustig en regelmatig ademend sliep. Ze hadden nauwelijks iets tegen elkaar gezegd vanavond. Ingrid had haar alleen een liefdevolle kus gegeven, voordat het meisje in slaap was gevallen. Ze hadden niet gevreeën. Sinds het meisje hier woonde, hadden ze niet meer echt met elkaar de liefde bedreven. Dat leek op een of andere manier nu niet te passen. En Janneke had hetzelfde. Die had haar gisteren nog toevertrouwd dat ze tegenwoordig eerder iets anders voor het meisje voelde, iets wat de betere seks danig in de weg zat. Iets moederlijks. Ingrid proefde het woord en merkte dat het ook haar gevoel wel een beetje dekte.

Ze hoorde hoe Janneke inmiddels in de woonkamer rondscharrelde, waarschijnlijk op zoek naar een glas wijn of zo. Een doffe dreun gaf aan dat er iets viel, of dat ze zich flink tegen de tafel stootte.

‘Godver,’ klonk het gesmoord.

Het was een mannenstem.

 

 

³³³

 

 

Liesbeth had de kans op een flinke nachtrust gelaten ingeruild voor het royale gastvrouwschap waar de vrienden van Jorna recht op hadden. Al de hele avond zaten ze nu met zijn vieren rond de oude eettafel, waar Liesbeth eerst Boendale, die nog moest eten, van een reusachtige uitsmijter had voorzien. Daarna was ze met enige regelmaat in de weer met tripel, pils en oude jenever voor de heren en rode wijn voor zichzelf.

Zoals zo vaak had ze zich ook vanavond verbaasd over de luchtige toon van de conversatie, terwijl de gespreksonderwerpen – moord, moord, moord en verdwijning – er toch niet om logen. Vooral haar eigen Eddy leek de gewelddadige dood van Marijke de Heer, van vader en zoon Berg en van Wouter Hamers vergelijkbaar en even genoeglijk te vinden als de vraag naar de oorsprong van de middeleeuwse St. Servaaslegende. Boeiend studiemateriaal dat volgens hem speciaal in het leven was geroepen om Edgar Jorna voor een ledig bestaan te behoeden. In ieder geval smulde hij ervan.

Ook Menno Appelboom legde een opgewektheid aan de dag die het gespreksonderwerp niet helemaal recht deed. Al vond Liesbeth hem wel net even serieuzer dan Jorna. Maar Appelboom was dan ook een man met een beroep. Iemand die de dagelijkse strijd om het bestaan kende. Alleen Boendale was mat en teneergeslagen. Maar die had dan ook net een dode vrouw in zijn bed gevonden.

Zoals gewoonlijk domineerde Jorna de conversatie. Hij bestreed de misdaad op dezelfde manier als waarop hij een wetenschappelijk probleem aanpakte: door alles op een grote onoverzichtelijke hoop te gooien en vervolgens op zijn eigen genialiteit te vertrouwen. Boendale onderbrak hem zo nu en dan om een enigszins structurerende samenvatting te geven. Appelboom was de enige die aantekeningen maakte. Maar waarschijnlijk deed hij dat meer ten behoeve van zijn wekelijkse column, dan dat hij er de criminaliteitsbestrijding mee wilde dienen.

‘Mijne heren, aangezien alles met alles te maken heeft, moeten wij onze krachten verdelen,’ riep Jorna op een gegeven ogenblik. Waarna de anderen een ogenblik verbaasd zwegen.

‘Bedoel je dat je nu echt een serieuze manier van werken gaat voorstellen?’ informeerde Appelboom. Jorna negeerde de cynische toon van de journalist en zei: ‘Jazeker. Het is inmiddels half drie. Het wordt tijd dat wij eens iets anders gaan doen dan filosoferen en andere warrige praat uitslaan.

‘Tot nog toe hebben we vooral naar jou geluisterd,’ reageerde Liesbeth. Jorna wierp haar zijn liefste glimlach toe. ‘Daarom mag ik dit ook zeggen. Wat denk je, zou er nog iets koud staan?’

‘Voor mij niet meer,’ zuchtte Appelboom. ‘Ik moet morgen weer achter het plaatselijke nieuws aan.’

‘Niks plaatselijk nieuws!’ riep Jorna en zijn bariton vulde de grote ruimte tot in de verste achter stapels boeken verscholen hoeken. ‘Hier gebeurt het, jonge vriend. Vandaag maken wij het nieuws.’ Appelboom wist dat Jorna daar voor één keer gelijk in had, ging er daarom nog eens goed voor zitten, maar volhardde wel in zijn weigering nog meer te drinken.

‘Twee onzer gaan zich met de moorden op Wouter Hamers en Marijke Dinges bezighouden. En omdat Boendale zich van zijn zwakbegaafde superieuren niet met Hamers mag bezighouden en tevens wel erg partij is in de zaak van de dode Marijke, zullen Appelboom en ik zich op die twee storten.’ Hij keek naar Liesbeth. ‘Allerliefste vriendin, zou jij je dan kunnen ontfermen over Boendale? Hij heeft op dit moment de zorgzame en leidende hand van een vrouw harder nodig dan wie dan ook. Zelfs ik ben er dezer dagen beter aan toe dan hij. En willen jullie dan ondertussen ook nog even de dood van Joris Berg en zijn vader bestuderen? Dat zou mooi zijn.’

‘En dat verdwenen meisje Mohrmann? Die Sylvie?’ vroeg Liesbeth.

‘De kans is groot dat die zich op dit moment met een of ander vriendje op Ibiza – of waar komen die kinderen? – laaft aan goedkope wijn en vrije seks. Ik ben bang dat we even geen tijd hebben voor haar. Vader Mohrmann zal andere wegen moeten bewandelen om zijn gezinnetje bij elkaar te houden.’

‘Je vergeet,’ bracht Boendale in, ‘dat ik, als het tegenzit, morgen al gearresteerd wordt voor de moord op Marijke de Heer. Delbée en Goedentijd zullen niet aarzelen, om mij uit de roulatie te halen.’

‘Mooi, dan moet je dus onderduiken,’ stelde Jorna vast, maar Boendale maakte bezwaar.

‘Ik heb Annemarie Vos beloofd dat ik in het Mercure-hotel zou blijven.’

‘Juist. En dat vond dat lieve agentje van je goed. Dan kan het toch nooit haar bedoeling geweest zijn, dat je de volgende dag alsnog de bak indraait? Stel dat het andersom was. Zou jij het jouw agentje niet hoogst kwalijk nemen als ze de volgende dag nog steeds braaf op haar hotelkamertje zat te wachten? Teneinde alsnog ingerekend te worden? Neen, jonge vriend. Je zou woest zijn, omdat ze haar talenten niet had verzilverd. Alleen als jij die Marijke van je werkelijk vermoord hebt, moet je naar de gevangenis. In alle andere gevallen heb je twee plichten: op vrije voeten blijven en de echte moordenaar ontmaskeren.’

‘Klinkt logisch,’ gaf Boendale toe. ‘Maar hoewel ze geen agent is maar brigadier, zou jouw werkwijze er wel eens toe kunnen leiden dat ze binnen een paar dagen in uniform parkeerbonnen staat uit te schrijven. En dat heeft ze niet verdiend.’

‘Niemand krijgt in het leven wat ie verdient. En dan: wil jij mijn lieve Liesbeth soms in haar eentje achter de familie Berg aansturen?’ Boendale capituleerde.

‘Maar waar laten we hem zo lang?’ vroeg Liesbeth heel praktisch. ‘Hij is vanavond nog met jullie tweeën gezien. En half Tilburg kent Jorna en Appelboom. Waarmee al twee adressen afvallen.’

‘Je hebt gelijk mijn lief. Zoals gewoonlijk natuurlijk.’

‘Misschien dat ik iets weet,’ opperde Appelboom. ‘Ik heb de sleutel van de flat van iemand op de krant. Die is voor een maandje of drie naar Mexico. Onbetaald verlof. En ik mag voor de plantjes zorgen. Kun je een beetje met een gieter overweg?’

Boendale knikte.

‘Mooi,’ vond Jorna. ‘Da’s dan geregeld. Dan moesten we nog maar even iets drinken. En dan naar bed. Vanaf morgen wordt Tilburg weer veilig.’

 

 

³³³

 

 

Door het raampje boven de slaapkamerdeur zag Ingrid Stühr dat in de woonkamer het licht werd aangeknipt. En even later sloeg in de keuken de deur van de koelkast dicht. Naast haar klonk nog steeds de rustige ademhaling van het meisje. Kwamen ze voor haar? Ze kon het uitsluiten. Maar als iemand het meisje kwam halen, zou die dan eerst het licht in de kamer aandoen en iets te drinken uit de koelkast halen?

Ze stond op. Voorzichtig, om het meisje niet wakker te maken. Over de stoel hing een lang t-shirt, dat bijna tot haar knieën reikte. Als ze goed luisterde, kon ze in de woonkamer de mannenstem horen neuriën. Dat klonk tamelijk ongevaarlijk. Zachtjes sloop ze de slaapkamer uit en stak het halletje over. Op de bank zat een blonde jongen met een vlassig sikje melk te drinken.

‘Wie ben jij? Wat doe je daar?’ De jongen leek niet eens te schrikken.

‘Hallo,’ zei hij opgewekt. ‘Ben jij Ingrid of ben jij Bab?’

‘Ingrid,’ antwoordde ze, te verbaasd om zich te realiseren dat zij hier het recht had om vragen stellen.

‘Ik ben Alex,’ zei de jongen. En leek dat voor het moment voldoende informatie te vinden.

‘Wat doe je hier?’ vroeg Ingrid daarom nog maar een keer. De jongen pakte een sleutel van de tafel. ‘Ik heb de sleutel van Janneke gekregen,’ zei hij. ‘We hebben elkaar vanavond in de bieb ontmoet. Tijdje zitten kletsen en zo. Ze wilde vannacht doorwerken, zei ze. En ik ben vanmorgen mijn kamer uitgezet. Ik moest beloven dat ik stil zou doen, om jullie niet wakker te maken. Maar da’s blijkbaar niet helemaal gelukt.’

‘Ik was al wakker,’ zei Ingrid. En alsof ze ineens onraad rook: ‘Maar de bieb is toch al lang dicht?’

‘Ze mocht bij een of andere prof op de kamer verder werken,’ legde Alex uit. ‘Die vent was zelf toch nog heel de nacht met een artikel bezig, zei hij. Maar volgens mij had ie andere plannen met Janneke. En als ik zag hoe gretig zij op zijn voorstel inging, wilde zij ook wel.’

Ingrid glimlachte. Janneke was de meest 100% lesbo, die ze kende. En bovendien niet op haar mondje gevallen. Die prof ging vannacht nog aardig op zijn neus kijken.

‘En nou slaap jij dus hier?’ stelde ze vast. Alex knikte. ‘Echt maar voor één nacht,’ zei hij. ‘Dat heb ik wel drie keer moeten beloven.’

‘Dat lijkt me wel ja. Anders wordt het hier wel erg vol. Bovendien is het hier een echt meidenhuishouden en dat moet wel zo blijven.’

‘Natuurlijk, natuurlijk,’ knikte Alex. ‘Eerste kamer rechts als ik het goed heb?’

‘Eerste rechts,’ beaamde Ingrid. En terwijl ze de jongen nakeek, vroeg ze zich af hoe Janneke zo stom had kunnen zijn. Juist nu.

<< vorige aflevering                                                                          volgende aflevering >>