INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

 


Jan de Jong:

Tussen moord en daad

 

Aflevering 24: Hoofdstuk 11 [2]

 

‘En? Heeft hij nog gebeld?’ waren de woorden waarmee Boendale Liesbeth begroette, toen hij en Vos meteen na de afspraak in het mortuarium bij haar thuis waren aangekomen. Nee, hij had niet meer gebeld. Natuurlijk niet, dat doen ze nooit als je alle apparatuur klaar hebt staan om een gesprek af te luisteren en de beller te traceren. Daarom nam hij het hele eerste gesprek nog maar eens met haar door. Was haar echt niets opgevallen? Geen achtergrondgeluiden? Iets in de intonatie van Jorna waaruit zij een andere betekenis zou kunnen destilleren? Nee, schudde ze, nee, er was niets.

‘Had hij maar op de vaste telefoon gebeld,’ verzuchtte Jansen. ‘Ik zat er helemaal klaar voor, alles geïnstalleerd.’ Ze had juist wat flessen bier uit de koelkast gehaald. Ze voelde zich blijkbaar opvallend thuis hier. Boendale keek toch even vragend naar Liesbeth voordat hij het bier aannam. Maar ze knikte dat het goed was.

‘Er was wel iets,’ zei Liesbeth ineens. Boendale, die zijn fles juist aan zijn mond had gezet, hield het bier handig buiten.

‘Wat zeg je?’ wilde hij weten.

Liesbeth keek hem aan, de ogen wijd opengesperd. ‘Hij zei iets geks. Net voordat hij ophing. Als hij nog een keer mocht bellen, zou hij dat weer op mijn mobiel doen, omdat we nou eenmaal geen vaste telefoon meer hebben. Of zoiets.’ Ze keek naar het groene toestel dat naast de bank op de grond stond. ‘Maar die hebben we wel.’

Boendale dacht na. ‘Weet je het zeker?’ vroeg hij tenslotte. ‘Bedoelde hij niet dat hij daar met een mobiele telefoon belde, omdat er geen andere was?’ Maar Liesbeth schudde van nee. Nee, hij had het duidelijk over háár telefoon gehad. Boendale nam een flinke teug van zijn bier en streek met zijn hand door zijn baardje. Maar Vos sprong op. ‘Natuurlijk!’ riep ze. En: ‘Wat stom van ons.’ De anderen keken haar verbaasd aan.

Ze griste Liesbeths gsm van de tafel. En Boendale zei ongeduldig: ‘Okay, okay, je bent een slimme meid. Nou voor de draad ermee!’

Vos schudde haar hoofd. ‘We zijn nog erger dan een stelletje amateurs. Terwijl Jorna het ons zo ongeveer voorgekauwd heeft, blijkt nu. Hij heeft op deze gsm gebeld, omdat die het nummer van de beller laat zien. En dat doet dat groene ding daar natuurlijk niet. Heeft er daarna nog iemand met dit toestel gebeld?’ Liesbeth schudde langzaam van nee. Boendale was achter haar komen staan en probeerde mee te lezen wat de brigadier op het schermpje van het toestel toverde. ‘+3113…,’ begon hij langzaam te lezen.

‘Precies,’ zei Liesbeth en ze las het hele nummer hardop. ‘Hij is in ieder geval nog in Tilburg,’ zei ze.

 

 

³³³

 

 

Prof. dr. Michel de Vlaeminc was er niet echt met zijn hoofd bij vandaag. Hij was een charmante en knappe veertiger met de onbewezen reputatie van vrouwenverleider, die zich bij voorkeur richtte op studentes die qua leeftijd twee keer in de zijne pasten. Hij had zijn tweede echtscheiding alweer drie jaar achter de rug en waakte er sindsdien ernstig voor om zich niet nog eens in een alimentatie verslindende relatie te storten. Vaak bracht hij een hele nacht in zijn kamer op de universiteit door, om thuis op de energiekosten te besparen. De dienst der wetenschap was niet altijd een vetpot. Zeker niet als je niet met geld kon omgaan, zoals prof. dr. Michel de Vlaeminc. Al deze aspecten – charme, echtscheidingen, nachten in zijn kamer – droegen bij tot zijn twijfelachtige reputatie, al had niemand hem ooit op daden betrapt die de vele geruchten konden staven. Zeker de twee studentes niet, die nu tegenover hem zaten, om over een onderzoeksvoorstel te praten.

De econoom leek maar half te horen wat de meisjes zeiden en toen ze na een half uur weer buiten stonden, hadden ze niet echt het idee dat ze precies wisten hoe ze verder moesten. Veel meer dan een aantal economische platitudes had de professor immers niet gedebiteerd in dat halve uur.

Toen de twee meisjes weg waren, sloot de professor de deur af en trok de luxaflex naar beneden. Toen ging hij achter zijn bureau zitten, opende de rechterla en haalde er een zwaar metalen voorwerp uit, dat hij voor zich op het bureaublad neerlegde. Gedurende een aantal minuten bleef hij er bewegingloos naar kijken, alsof hij geen idee had wat het was en hij de zaak bovendien niet helemaal vertrouwde. Of was hij alleen maar bang dat het wapen bij de minste of geringste aanraking spontaan af zou gaan?

 

 

³³³

 

 

‘U wilde mij spreken, mijnheer?’ informeerde Boendale beleefd.

‘Ah, inspecteur, ga zitten,’ antwoordde commissaris Goedentijd. En hij wees naar een van de stoelen tegenover zijn bureau.

Maar Boendale hield de boot af. ‘Als u het niet erg vindt, blijf ik liever staan, mijnheer.’ De commissaris keek hem aan met een blik waarin behalve verbazing, ook een snufje irritatie te herkennen was. Maar hij zei er niets van en liet Boendale staan.  ‘Twee dingen, inspecteur,’ zei hij toen. ‘In de eerste plaats: hoe staat het met uw onderzoek.’ Met een zeer nadrukkelijk ‘uw’. Blijkbaar was de man alweer op de hoogte van het feit, dat Boendale de zaken van Delbée en Vos er meteen maar even bij had genomen.

‘Eén ontvoering is zo goed als opgelost, mijnheer,’ antwoordde hij. ‘We hebben het nummer van de telefoon waarmee Jorna zijn vriendin heeft gebeld. Het wordt momenteel even gecheckt. Dan kunnen we erop af. Is er trouwens al iets bekend van het sporenonderzoek?’

‘Geen Volkswagenbus, ben ik bang. Een soort terreinwagen was het. Waarschijnlijk een Jeep.’

‘We zullen gauw genoeg weten wie de daders zijn, mijnheer. Deze daders, tenminste.’

Goedentijd knikte. Eindelijk een resultaat. Het beviel hem wel. ‘Hou me op de hoogte,’ zei hij slechts. ‘En verder?’

‘Verder hebben we er weer een zaak bij,’ zei Boendale mat. ‘Dat meisje dat we gevonden hebben, blijkt Sylvie Mohrmann helemaal niet te zijn.’

Goedentijd keek op. Hij had iets treurigs in zijn blik, vond Boendale. ‘Wie is het dan wel?’

Boendale haalde zijn schouders op. En de commissaris schudde zijn hoofd. ‘Eén zaak opgelost. Bijna althans. En meteen weer een nieuwe erbij. Het bevalt me maar matig.’ Hij stokte een moment. Alsof hij ineens ergens heel diep over moest nadenken. ‘En dan nog iets, inspecteur. Ik begrijp dat u weer tamelijk vast met brigadier Vos samenwerkt. Terwijl ik daarover volgens mij iets anders had bevolen.’

‘Onze zaken overlappen elkaar, mijnheer. Vos en ik komen elkaar daarom noodzakelijkerwijs tegen. En wisselen dat uiteraard op collegiale basis informatie uit. Het is…’

De commissaris stak een hand op. ‘Het is goed, inspecteur. Zeker zolang inspecteur Delbée ziek is. Maar laat me dan ook snel enige resultaten van die samenwerking zien.’

‘Vos heeft het telefoonnummer ontdekt waar Jorna mee gebeld heeft,’ zei Boendale, om alvast een vrucht van hun samenwerking te presenteren.

‘Meer resultaten, bedoel ik, inspecteur. En alsjeblieft geen nieuwe complicaties.’

Boendale zuchtte onhoorbaar. Alsof hij dat voor het zeggen had. Maar hij zei maar niets. En trok zich met een beleefde glimlach terug.

 

 

³³³

 

 

‘Hoi met mij… Nee, noem mijn naam maar niet. Ik, eh…’

‘Wat is er? Je klinkt alsof er iets aan de hand is.’

‘Nee, nee, er is niets. Tenminste, niets definitiefs. Maar ik ben bang dat we… We moeten in ieder geval voorzichtig zijn.’

‘Want?’

‘Ik weet het niet. Het zal mijn intuïtie wel zijn, dus ik kan er net zo goed mijlenver naast zitten. Maar volgens mij gaat er iets gebeuren.’

‘Lul nou even niet over intuïtie, volgens mij weet je iets.’

Nee, nee, echt niet. Ik heb alleen nagedacht. We hadden hem nooit moeten laten bellen. Da’s vragen om moeilijkheden. Misschien moeten we hem ergens anders heenbrengen.’

‘Ja, dat is wel makkelijk gezegd. Waar denk je dat we met hem naar toe kunnen?’

‘Kan het niet bij jullie? Voor even. Hooguit een paar dagen.’

‘Dat is zo ongeveer het stomste dat je zou kunnen doen. En dat weet je. Gaat het wel helemaal lekker met je?’

‘Nee, ja, ik ben er alleen een beetje huiverig voor dat het mis zou kunnen gaan.’

‘In de eerste plaats was het jouw plan. En, eerlijk is eerlijk, het was nog een goed plan ook. Dus ik vind dat we er niet van af moeten wijken. We gaan gewoon door. Dat vind ik.’

‘Maar stel dat… Ik bedoel áls het toch misgaat… Zou je dan…’

‘Wat?’

‘… mijn naam niet willen noemen. Er staat nogal veel op het spel en…’

‘O, meer dan voor ons bedoel je? Omdat jij een leuke baan hebt zeker? Je bekijkt het maar. Als het goed gaat, zit je er even diep in als wij, dus dat zal zeker niet minder zijn als het misgaat. Als wij voor schut gaan, ga jij mee. Dat beloof ik je.’

 

 

³³³

 

 

Vos had het er maar druk mee. Zoals altijd wanneer er actie ondernomen moest worden, liet Boendale het aan haar over om de troepenbewegingen te organiseren. Niet dat er zoveel troepen waren. Niet meer dan zes geüniformeerde agenten had Boendale meegekregen. Terwijl hij toch echt geprobeerd had om Goedentijd uit te leggen dat er net zo goed twee als twaalf ontvoerders zouden kunnen zijn. Maar toen de commissaris vernam dat het telefoonnummer bij een klein flatje vlakbij de Westermarkt hoorde, had hij de knoop doorgehakt. ‘Daar zullen er echt geen twaalf zitten, inspecteur.’ Zes man, meer had er dus niet ingezeten. En verder waren alleen Vos, Jansen en Boendale zelf van de partij. Nu ze het risico liepen dat zij allesbehalve een overmacht zouden vormen, was enig omzichtig handelen toch wel geboden. Vos liet eerst twee man via het balkon van de buren op dat van de verdachte flat klauteren. Dat kon ongezien, omdat de ramen volledig met lakens en kranten geblindeerd waren. De andere vier agenten stonden voor de voordeur op de galerij. Toen iedereen zijn plaats had ingenomen, drukte ze beneden in de hal op de bel.

‘Ja?’ klonk een onzekere meisjesstem.

‘Politie,’ zei Vos vriendelijk. ‘Mogen we even bovenkomen?’ Op hetzelfde moment drong van twee kanten de kleine politiemacht de flat binnen. Zij troffen het meisje dat volgens Jorna geen Loes heette, verstijfd van schrik aan bij de intercom. Haar op de grond dwingen en in de boeien slaan was een fluitje van een cent. Snel en effectief werden daarna de woonkamer, de keuken en twee slaapkamers gecontroleerd, maar er werd verder niemand aangetroffen. Verbaasd keken de agenten elkaar aan, maar een tamelijk bekend geluid maakte hen weer alert. Er werd een wc doorgetrokken. En toen Jorna rustig naar buiten kwam wandelen, keek hij glimlachend in de lopen van zes dienstpistolen.

‘Ah, bent u daar eindelijk!’ dreunde zijn bariton door het smalle gangetje. ‘U heeft er zeker niet aan gedacht om pen en papier mee te brengen? Ik moet dringend een paar gedachten voor de vergetelheid behoeden.’ De agenten vroegen zich vertwijfeld af wat ze hier nou weer mee aanmoesten. Maar een luide lach achter hen maakte een eind aan alle onzekerheid.

‘Boendale!’ riep Jorna glunderend uit. ‘Je bent weer bij de politie, zie ik. Da’s een goede zaak, jonge vriend.’

<< vorige aflevering                                                                          volgende aflevering >>