INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

 


Jan de Jong:

Tussen moord en daad

 

Aflevering 26: Hoofdstuk 12 [2]

 

‘Terug naar Domburg?’

Jorna keek Boendale niet begrijpend aan. ‘Heb je nog niet genoeg vakantie gehad? Voel je je wel helemaal prettig, mijn beste? Er dreigt trouwens bijzonder onaangenaam weer. Vierentwintig graden en zon. Dat betekent toeristen. Hoor je me? Toe-ris-ten! Gans het dorp zal gebukt onder een plaag van zonaanbidders en andere leeghoofdigen. Dat overleef je niet kerel!’

Boendale toverde een spottend lachje tevoorschijn. ‘Maar ik ga niet alleen,’ zei hij, terwijl hij zijn vingertoppen tegen elkaar plaatste. ‘Ik zal goed verzorgd worden en behoed tegen onheil.’ Hij pauzeerde een ogenblik om Jorna’s nieuwsgierigheid te prikkelen. ‘Want jij gaat met me mee. Ik heb al een kamer voor je geboekt. Een ruime tweepersoonskamer, zodat jouw allerliefste Liesbeth ook mee kan. Als ze wil, tenminste.’

‘Mijn lieve Liesbeth wenst uiteraard niet van mijn zijde te wijken. Zeker niet na de afgelopen dagen. Maar volgens mij ben jijzelf min of meer verhinderd. Is er niet slechts luttele uren geleden allerlei geboefte opgepakt, dat er naar uitkijkt om door de beroemde inspecteur Boendale aan een scherp kruisverhoor te worden onderworpen? Dat kun je ze toch niet ontnemen? Die mensen moeten ook aan hun cv denken.’

Boendale schoot in de lach. ‘Ik denk dat Vos uitstekend gekwalificeerd is, om deze onverlaten het vel over de oren te halen. Ze zullen jammeren als haar venijnige vragen op hen neerdalen.’

Maar Jorna was er niet gerust op. Bovendien vond hij het toch een beetje een afgang. ‘Mijn ontvoerders, die worden ondervraagd door een eenvoudige brigadier,’ mopperde hij verongelijkt.

‘Ach,’ stelde Boendale hem gerust. ‘Het is maar voor een paar dagen. Ik heb voor twee nachten geboekt, maar misschien gaan we zelfs al eerder terug. En dan krijgen jouw boeven alle aandacht waar ze recht op hebben.’

‘Maar wat wil je in godsnaam in dat duingehucht gaan doen?’ informeerde Jorna.

Boendale dacht een ogenblik na. ‘Ik heb geen flauw idee,’ zei hij toen. ‘Eerlijk niet. Het is gewoon een vaag gevoel van onafgemaakte zaken. Ik ben daar vertrokken, omdat ik het niet meer begreep. Niet om enige betere reden. En dat bevalt me maar matig.’

 

Toen Jorna een halfuurtje later Boendales suggestie aan Liesbeth voorlegde, betoonde die zich niet bijzonder enthousiast. Er waren de laatste tijd genoeg vervelende dingen gebeurd om het avontuur een tijdje uit de weg te gaan. Ze weigerde dan ook om mee naar Zeeland af te reizen. En ze bezwoer Jorna hetzelfde te doen. Maar dat was tegen beter weten in. Ze reageerde dan ook met een schouderophalen, toen Jorna begon uit te leggen dat het onverantwoord was om Boendale in zijn eentje de buitengewesten in te sturen. ‘Zie hoe hij zich de vorige keer in de nesten heeft gewerkt. Het laatste wat we nodig hebben zijn nog meer lijken van kortstondige scharrels op ’s mans slaapkamertje. Maar…’ schakelde hij in één adem over op serieus. ‘… jij moet wel ergens heen. Ik laat je uiteraard niet hier. Ten prooi aan kidnappers en andere onverlaten.’

Liesbeth beloofde dat ze iemand van de uitgeverij zou bellen. Dan konden ze samen lekker een paar dagen bij die collega thuis doorwerken en was Eddy ook gerustgesteld.

‘Je bent braaf,’ reageerde Jorna. En het kwam geen moment bij hem op om te vragen of ze toch niet een aantrekkelijke mannelijke collega voor ogen had, om de komende nachten mee te delen. Dat kwam deels door zijn naïviteit, die in dit geval volkomen terecht was. Want het zou inderdaad niet in Liesbeth opkomen om haar puber van achter in de veertig te bedriegen.

 

 

³³³

 

 

‘Goed, goed, ik ken hem wel,’ gaf Mohrmann toe, toen Vos hem met de verklaring van Martha Hamers confronteerde. ‘Hij heeft mij vroeger wel eens met een paar dingetjes geholpen.’

‘Wat voor dingetjes?’

De garagist haalde zijn schouders op. ‘Gewoon. Ik kon wel eens wat auto’s stallen bij hem in de schuur.’

‘Als u ze in de garage niet meer kwijt kon,’ het lukte Vos uitstekend om haar opmerking te laten druipen van het cynisme. En blijkbaar kon Mohrmann dat nog waarderen ook. Hij lachte tenminste.

‘U hebt het heel goed door, mevrouwtje. U…’

‘Spreekt u mij maar gewoon aan met brigadier,’ reageerde Vos. Kil, zakelijk nu ineens. Zij bezorgde Mohrmann er een binnenpretje mee. Alsof hij haar zwakke plek had ontdekt, maar nog niet precies wist wat hij ermee aan moest.

‘Wat waren dat voor auto’s, mijnheer Mohrmann?’

‘Hoofdzakelijk occasions,’ luidde het antwoord.

‘Hoofdzakelijk, zei u. Wat zat er nog meer bij?’

‘Ja luister eens. Ik doe al minstens een jaar of vijf, zes geen zaken meer met hem. Ik kom er… kwam er alleen nog af en toe voor een borrel. Ik weet echt niet meer precies welke auto’s daar gestaan hebben.’

‘Maar u hebt een van de grootste garages in Tilburg. U hebt toch geen cafeetje in Loon op Zand nodig om tweedehands auto’s te stallen?’

‘Ze werden daar ook opgeknapt,’ zei Mohrmann. ‘Want ik heb misschien wel genoeg ruimte, maar niet altijd voldoende capaciteit, als u begrijpt wat ik bedoel.’

Vos zei dat ze het maar al te goed begreep. En dat hij met ‘opknappen’ natuurlijk ‘omkatten’ bedoelde. Maar Mohrmann reageerde verontwaardigd.

‘Daar ben ik inderdaad van beschuldigd,’ zei hij. ‘Ik ben er zelfs voor voor de rechter moeten verschijnen. Maar ik ben vrijgesproken, brigadier (Even had hij overwogen om ‘brigadiertje’ te zeggen, maar hij schatte in dat dat nu afbreuk zou doen aan zijn op handen zijnde triomf. Later misschien). ‘En als u uw huiswerk had gedaan, dat had u dat geweten.’

Maar Vos liet zich niet uit het veld slaan. ‘Als iedereen altijd veroordeeld werd voor de dingen die hij heeft gedaan, zag de wereld er een stuk netter uit,’ stelde ze. ‘En bovendien: ik heb mijn huiswerk gedaan, mijnheer Mohrmann. En ik weet dat uw vrijspraak uitsluitend gebaseerd was op de verklaring van uw goede vriend Jacob Berg, dat hij, en hij alleen, iets van het omkatten wist. En dat hij misbruik had gemaakt van zowel uw technische voorzieningen, als van uw goede vertrouwen. Berg is daarvoor een tijdje de bak ingedraaid. Een betrekkelijk ongemak, waarvoor hij later ruimschoots beloond is. Door u.’

Mohrmann dacht even na. Baseerde het brigadiertje zich op nieuw onderzoek waar hij niets van wist? Of blufte ze? Waarschijnlijk het laatste, maar hij nam het zekere voor het onzekere en liet zich niet uit zijn tent lokken.

‘Ik ben vrijgesproken,’ herhaalde hij. ‘En als de zaak heropend wordt, laat u het me ongetwijfeld weten.’

‘Zeker,’ beaamde Vos. ‘Maar ik beperk me nu even tot de actuele zaak. U kende Berg, u kende Hamers. U hebt beide mannen ingeschakeld om uw dochter te ontvoeren. En nu zijn ze allebei dood. Net als de zoon van Berg en de zus van de schoondochter van Hamers. U hebt nogal wat in gang gezet, mijnheer Mohrmann.’

‘Maar daar heb ik niks mee te maken. Met geen van allen. Of denkt u soms van wel?’

Vos schudde haar hoofd en Mohrmann maakte aanstalten om op te staan en de verhoorkamer en het politiebureau als een veldheer te verlaten. Maar Vos hield hem tegen.

‘Er is nog iets,’ zei ze zacht. ‘U hebt opdracht gegeven voor een ontvoering.’ Mohrmann wilde protesteren, maar Vos beduidde hem te zwijgen. ‘Een ontvoering, die door allerlei vergissingen en fouten is geëindigd met de dood van een nog onbekend meisje. Ik heb u niet alleen naar het bureau laten komen, om u dit mee te delen. Maar vooral om u daarvoor in staat van beschuldiging te stellen. Voorlopig mag u hier van onze gastvrijheid genieten. Gaat u maar met agent Busken mee. Die zal de formaliteiten verder met u regelen. En vergeet in de consternatie niet om uw advocaat te bellen. U zult hem nodig hebben.’

 

 

³³³

 

 

In de auto naar Domburg kreeg Boendale al het eerste telefoontje van Vos, die kort verslag deed van haar eerste verrichtingen. Mooi, constateerde de inspecteur. Alles verliep volgens plan.

‘Duurt het nog lang?’ wilde Jorna weten toen ze nog pas ter hoogte van St.-Willibrord waren.

Boendale keek verbaasd op. ‘Spreekt hier de man die een paar jaar geleden nog naar Kaapstad afreisde, om er de gestudeerde inboorlingen van wijsheid te voorzien?’

‘Nee,’ zei Jorna eenvoudig. ‘Nee, dat bedoel ik niet. Ik heb het daarover.’ En hij wees naar de cd-speler alsof het een met miltvuur overdekt martelwerktuig was.

‘Dat zijn de Lamentationes Ieremiae van Thomas Tallis,’ snoof hij verontwaardigd. ‘Gezongen door het beroemde koor van King’s College. Uit Cambridge.’

‘Ja, ik wéét waar King’s College staat. En ik ken en herken Tallis uiteraard. Ik vind het alleen niet mooi. Heb je niets moderners?

‘Ja, ik heb hier nog wel ergens een cd van Mozart liggen en…’

‘Nee, ik heb het over iets moderners. Ik heb onlangs toevallig nog een prachtige cd van Joni Mitchell gekocht. Ken je die?’

Weer dat gesnuif. Waar Jorna niet goed uit op kon maken of het afkeur en minachting, dan wel onbekendheid en weinig vertrouwen in kwaliteit moest uitdrukken. ‘Juist,’ zei hij daarom maar. Bij de afslag Boschenhoofd was de maat echter vol.

‘Die muziek uit, of ik eruit,’stelde Jorna boud. Maar toch schrok hij even toen Boendale vaart minderde. Toen diens rechterhand naar de cd-speler reikte en door op twee knopjes te drukken het plaatje het apparaat uit liet schuiven, knikte hij voldaan. De stilte was weldadig. Misschien nog wel prettiger dan de stem van Joni Mitchell wanneer die zo lief Big yellow taxi zong. Tot in Middelburg zwegen de mannen. En toen Jorna daar de conversatie heropende was het nog slechts om Boendale een kortere route naar Domburg te wijzen.

‘Neem één ding van mij aan, jonge vriend. Je moet in een vreemde stad nooit de borden volgen. Er is postmoderne verkeersdeskundigen en politici te veel aan gelegen om de argeloze bezoeker urenlang door troosteloze buitenwijken te voeren. Volg daarom de borden naar het centrum en wacht op een tweede kans om naar Domburg te mogen. Je zult zien: dat kan nooit lang duren.’

Toen ze vijf minuten later inderdaad die nieuwe kans kregen, zweeg Jorna in triomf. En hij zei er ook niet bij dat hij hier vele jaren geleden regelmatig had vertoefd, om het gezelschap van een aantrekkelijke kunstenares te zoeken, die hem indertijd nogal betoverd had. Omdat het de vrouw maar niet lukte Jorna ervan te overtuigen dat haar artistieke kwaliteiten haar fysieke minstens evenaarden, had zij tenslotte de verhouding verbroken en was bij een gerenommeerd fysicus in Boston ingetrokken. Ze had de fysicus inmiddels vier zonen geschonken, maar van haar andere scheppingen had de wereld weinig meer vernomen. Jorna blies met een zucht de weemoed weg. Het was zeker vijftien jaar geleden. Misschien wel twintig. En het enige dat hij er blijkbaar aan had overgehouden, was zijn kennis van de sluiproutes door Middelburg.

<< vorige aflevering                                                                          volgende aflevering >>