Jan de Jong:
Tussen moord en daad
Aflevering 31: Epiloog
De verhoren hadden de hele zaterdagavond
geduurd. Vos en Jansen hadden zich daartoe bij hun Middelburgse
collega’s vervoegd en zich vooral beziggehouden met Jorna en
Boendale. Steinz senior had zich bij de aanval door Koetsier erg
onhandig in zijn eigen oksel geschoten en werd na wat medisch
lapwerk in staat geacht de politie uitgebreid te woord te staan,
maar zijn zoon verkeerde nog in levensgevaar. Jozef Koetsier was
betrekkelijk onschuldig aan zijn schouder geraakt en nadat zijn
verklaring was opgenomen, was hij in een taxi gezet die hem naar
Leiden bracht.
De volgende middag troffen de anderen
elkaar weer. Menno Appelboom wilde graag af en toe iets opschrijven.
Want ze zaten dan wel gezellig met zijn allen bij Meesters aan de
grote tafel, maar hij bleef natuurlijk wel journalist. En de
belevenissen van de beroemde Tilburgse inspecteur van politie Thomas
Boendale waren beslist een fors artikel waard. Zeker als hij die nog
aanvulde met de bloemrijk gebrachte geschiedenissen van de
zelfbenoemde dichter en wereldvermaarde mediëvist Edgar Jorna.
Verder was ook Liesbeth aangeschoven, die niet van Jorna’s zijde
week en er slechts met zachte dwang van weerhouden kon worden om
haar geliefde tot in de toiletten te achtervolgen. Haar bijdrage tot
de tafelgesprekken beperkte zich voornamelijk tot ‘ach jongen toch’,
waarbij ze voortdurend door Jorna’s haar woelde en witte wijn dronk.
Brigadier Vos en agent Jansen completeerden het gezelschap.
‘Het was een schok,’ gaf Boendale toe,
‘toen ik ontdekte dat Thé Steinz eigenlijk Theo Hamers was, de reeds
vijf jaar doodgewaande zoon van Wouter en blijkbaar niet zo
liefhebbende echtgenoot van Wies. Dat arme mens heeft zich al die
jaren ten dienste gesteld van haar schoonouders, terwijl manlief op
amper anderhalf uur rijden een nieuw leven was begonnen.’
‘Maar hoe is hij daar al die tijd mee
weg kunnen komen?’ vroeg Jansen zich af.
‘Beetje opletten, beetje voorzichtig
doen, beetje goed geluk,’ somde Jorna op, terwijl hij de serveerster
een teken gaf om nog eens langs te komen.
‘En pa Steinz…’
‘Die heette ook al niet zo. Godfried, of
Frie, Engels heette hij. En hij was jaren geleden de grote man
achter het omkatten van gestolen auto’s in Mohrmanns garage. Toen
Mohrmann er de brui aan gaf, gedwongen door die rechtszaak trouwens,
is hij even stevig in de problemen gekomen. Net als Theo Hamers en
Jacob Berg. Uiteindelijk is alleen Berg de bak ingedraaid en later
door Mohrmann min of meer financieel geadopteerd. Engels en Hamers
zijn toen weliswaar de dans ontsprongen, maar hebben wel een
compleet nieuw leven opgebouwd. Met een onschuldig Domburgs
hotelletje als dekmantel hebben ze zo ongeveer in alles gehandeld
wat god en de wet verboden hebben. Of alleen de wet, voor wie daar
prijs op stelt.’
‘Dan mis ik alleen nog een paar kleine
dingetjes,’ zei Appelboom. ‘Het briefje aan pa en ma Mohrmann,
waarin het overlijden van hun dochter werd voorzien…’
‘Dat kwam van mijn ontvoerders,’
sprak Jorna trots. ‘Ze hebben mij net zo’n mededeling in mijn handen
gestopt.’
‘…en de foto met het skelet erin.’
Zonder op te merken dat Boendale ineens
wat onrustig werd, antwoordde Vos dat dat een geintje was geweest
van Theo Hamers. Die dat alleen maar had gedaan, gewoon omdat hij
het nou eenmaal kon. Het origineel had hij meegenomen, toen
hij Marijke de Heer op Boendales bed vermoord had.
‘Maar waarom moest die Marijke nou
eigenlijk dood?’
‘Ze vonden haar een risicofactor.
Blijkbaar had ze enige sympathie voor Boendale ontwikkeld en…’
‘Voor onze Boendale?’ informeerde
Jorna verwonderd. En Appelboom voegde daaraan toe dat hij van de
verhalen over Boendales liefdesnacht in Domburg toch bepaald een
ander idee had overgehouden.
‘Hamers en Engels beweren allebei dat
Marijke Boendale gedrogeerd had, maar van de andere getuigen is er
eentje dood en was de ander stomdronken,’ klonk Vos luchtig. Te
luchtig naar Boendales zin. Hij vond dit geen prettig gesprek meer.
Ze dronken nog een glas en hadden juist
iets te eten besteld, toen Boendales gsm Mozart speelde. ‘Boendale,
zet dat ding af,’ sprak Jorna streng. Maar de inspecteur had al op
het schermpje gekeken en zacht mompelend opgenomen. Er volgde een
gesprek van niet meer dan drie zinnen.
‘Ik moet weg,’ zei hij toen. En stond
op.
‘Een politiezaak?’ informeerde Vos, die
ook al aanstalten maakte.
‘Nee, nee, blijf zitten,’ klonk Boendale
nerveus. Het viel Liesbeth op dat hij een nogal rood hoofd had. Maar
of dat door het telefoontje kwam of door die vier tripels, viel niet
goed vast te stellen. ‘Maar waar moet je dan heen?’
Boendale, die zijn jas inmiddels al aan
had, zei echter alleen maar: ‘Jullie horen nog van me.’ En weg was
hij, de anderen een ogenblik verstomd achterlatend.
De eerste die iets zei, was Jansen. ‘Hij
heeft zijn telefoon laten liggen. Even kijken.’ Ze pakte het
toestel, drukte op een paar knopjes en liet verbaasd het schermpje
aan Vos lezen.
‘Maar,’ begon die verbijsterd, ‘hij is
door zichzelf gebeld. “Boendale thuis” staat hier!’ Ze begreep er
niets van.
‘Er zal toch niet weer…?’ Ze maakte haar
zin niet af, omdat je door dingen te zeggen, ze vaak ook oproept.
Maar Jorna keek een ogenblik triomfantelijk de kring rond en schoot
in de lach om al die droefgeestige gezichten.
‘Je gelooft toch niet echt dat Boendale
dat ellendige flatje in zijn eentje gaat opzoeken als het er niet
pluis zou zijn? Hij zal de afgelopen weken toch wel iets geleerd
hebben? Nee, het is goed volk, daar neem ik vergif op in.’ Hij nam
een fikse slok jenever. ‘En er is er natuurlijk maar eentje die daar
reglementair naar binnen kan als Boendale zelf niet thuis is. Nee,
dit kan maar één ding betekenen,’ zei Jorna. Waarna hij er plechtig
aan toevoegde: ‘De schone Margareth is wedergekeerd.’
<< vorige aflevering
|