INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Burgerplicht

De kiezer had gesproken. Schoonebeek keek tevreden terug op die 22ste november. Volgens alle analisten had de kiezer er een puinhoop van gemaakt. Het land onbestuurbaar verklaard. En nieuwe verkiezingen over zich afgeroepen. En dat was wel zo ongeveer wat Schoonebeek voor ogen had toen hij ’s morgens vroeg de stembusgang maakte. Niet eerder had hij aan zijn burgerplicht zo veel lol beleefd.

Maar toen hij dacht dat daarmee de kous voorlopig wel af zou zijn, begonnen die mailtjes te komen. Eerst van vrienden. Daarna van volstrekt vreemden. Dat hij niet moest vergeten te gaan stemmen. Waarbij de correspondenten ook allemaal keurig hun eigen stem verklapten.

Het berichtje van zijn zoon gaf de doorslag: hij zou dit jaar nóg een keer zijn burgerplicht doen. En stemmen voor de Top 2000.

Maar omdat daar nou niemand aan meedeed aan wie hij een hartgrondige hekel had, én omdat hij met een stem voor de “lijst der lijsten” de Nederlandse samenleving niet te gronde kon richten, viel dat stemmen nog niet mee. Hij moest serieus kiezen. Hetgeen ongetwijfeld beter ging met een glas Duvel erbij.

Maar nee.

Zelfs bij het vierde glas zat hij nog tamelijk leeg naar die keuzelijst te kijken. Veel van wat daar op stond, zei hem niets. Maar dan nog bleef er meer dan voldoende over om een brave vaderlander in verwarring te brengen. Natuurlijk, er zou iets van de Beatles en de Stones op zijn lijstje moeten. Maar dan moest je weer uit vele tientallen liedjes kiezen.

Vroeger (héél vroeger) had hij weleens een eigen top tien bijgehouden. En hij herinnerde zich een liedje dat ‘All or nothing’ heette en dat daar toen altijd in stond. Maar omdat hij geen flauw idee had, wie dat ook weer zong, kon hij het liedje niet vinden.

Schoonebeek besloot een hulplijn in te schakelen.

Hij belde een vriend. Die redelijk geschokt reageerde.

‘De Top 2000? Jij?’

Schoonebeek knikte. En zei dat het moest van zijn zoon.

Waarop de vriend inenen in een toonbeeld van begrip veranderde. Ja, als het van een zoon moest, dan lag dat natuurlijk anders. Dan kon je daar niet omheen.

Zo was het maar net, dacht Schoonebeek. En herhaalde zijn vraag nog maar eens.

‘Wat moet ik op één zetten?’ Hij hoorde zelf hoe de wanhoop zijn stem ondermijnde.

‘Wat heb je op 22 november gestemd?’ reageerde de vriend met een wedervraag.

‘Dwars,’ antwoordde Schoonebeek naar waarheid. Hetgeen de vriend al had vermoed, zo gaf hij te kennen.

‘Dat moet je nu dus niet doen. Je kunt nog beter tegen je zoon zeggen dat je níet hebt meegedaan, dan dat hij vermoedt dat je hem niet serieus neemt. Door bijvoorbeeld Blondie op één te zetten.’

‘Wat is er mis met Blondie?’ vroeg Schoonebeek verbaasd, die zich het strakke lijf van Debbie Harry voor de geest haalde. Zonder zich daarbij te realiseren dat dat het lijf van dertig jaar geleden was.

‘Blondie was een parodie van zichzelf,’ vonniste de vriend. Je moet voor een serieuze artiest kiezen.

‘De Beatles,’ begreep Schoonebeek.

‘Bijvoorbeeld,’ zuchtte de vriend. En noemde nog een hele rij namen die aanmerking kwam. En waarvan Schoonebeek alleen die van David Bowie enigszins bekend in de oren klonk.

En zo kon het gebeuren dat ’s anderendaags Schoonebeeks zoon een lijstje kreeg, waarop vooral veel Beatles figureerden, alleen of met zijn vieren. En waar op één dat ene mooie nummer stond, dat zijn vader pas nog op één of andere lezing had gehoord.

En weer was er een burgerplicht vervuld.