Celcius
Schoonebeek en
zijn Duvel kunnen allebei nogal slecht tegen de warmte. Dat weten ze
van elkaar. En daar houden ze ook allebei rekening mee. Ze blijven
binnen. Schoonebeek is in het gelukkige bezit van een vrij forse
logeerkamer die hij ‘de bibliotheek’ heeft gedoopt. Alle wanden zijn
bedekt met goed gevulde boekenkasten. En die boeken staan ook nog
eens netjes geordend, soort bij soort: romans, poëzie,
literatuurgeschiedenissen, andere naslagwerken, biografieën en nog
een paar metertjes met wat onbestemd spul – meestal curieuze
krijgertjes. En binnen deze ordening staan alle boeken er ook nog
eens alfabetisch op schrijver. Had Schoonebeek de rest van zijn
leven maar half zo gedegen op de rails, dan zou hij een voorbeeldig
burger zijn.
Verder staan er
in die bibliotheek een schrijftafel, een leunstoel, een cd-machine,
een schemerlamp en een koelkast. En daar woont de Duvel.
En terwijl
buiten de temperatuur de 30º met gemak voorbij wandelt, houdt
Schoonebeek zich binnen op temperatuur met ijskoude duveltjes. En
met poëzie.
Al sinds zijn
vroegste jeugd verkeert Schoonebeek in de absolute zekerheid dat de
dichtkunst pas echt goed tot haar recht komt, als je er iets te
drinken bij hebt.
Vandaag leest
hij Riekus Waskowsky, de zo tragisch vergeten Rotterdammer die bij
leven landelijke faam bereikte met zijn bundel Slechts de namen
der grote drinkers leven voort. Het is een titel waar
Schoonebeek hoop uit put.
Hij leest:
omdat ze het zo
fijn vond, dat de ijsberen wit zijn en
van bosbessen
houden, draaiden we ‘Mingus, Oh Yeah’
op die hifi
platenspeler in luxe houten cassette
met beschermkap,
4 snelheden en gevoelige naald.
‘Don’t let them drop that bomb on me, o Lord’
‘Don’t let them drop that bomb on me, o Lord’
Dat was wel heel
gevoelig, de dood – het wie, wat,
waar, hoe,
waarom en wanneer, bijvoorbeeld…
De wijn was op,
de schaakpartij verloren en m’n ball-
point uit die
voordelige aanbieding met 25 centen
korting schreef
ook al niet meer.
Toen typte ik op
de schrijfmachine: Duino is
een dorpje aan
de Golf van Trieste, waar het goed
elegieën
schrijven was. Dit is de elfde, het gekkengetal.
Daarom (o Lord)
laat ze toch alsjeblieft de bom
niet op die arme
witte ijsberen gooien – en ook niet
op de bosbessen.
Dit is poëzie
die naar meer smaakt, denkt Schoonbeek. En hij haalt nog een flesje
Duvel uit de koelkast. En terwijl buiten Celcius 34º aangeeft, is
het aan de Golf van Trieste nog best wel uit te houden. Geen
hittegolf. Alleen maar godzalige leegte.
Riekus Waskowsky:
Verzamelde gedichten. Samengesteld door Rien Vroegindeweij en
Erik van Muiswinkel. Amsterdam 1985. |