CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Dagje Aken

Schoonebeek is een echt stadsmens. En dat is precies zoals het hoort. Stadmensen dragen de beschaving, terwijl op het platteland… ach, het platteland. Hugo Claus heeft ooit de wijze woorden gesproken “Mensen horen in de stad, dorpen zijn voor koeien”. En een imposantere referentie dan de Vlaamse reus kun je toch eigenlijk niet hebben.

De schaarse momenten dat Schoonebeek zich buiten de Tilburgse ringbanen waagt, zal zijn reisdoel dan ook altijd een andere stad zijn. Want als er ergens minder dan honderdduizend mensen bij elkaar wonen, dan zullen er ook wel niet veel goede redenen zijn om daar te vertoeven.

Vandaag was Schoonebeek in Aken. En hij was daar nog nooit eerder geweest. Nou had voor dat laatste ook een betere reden, dan voor dat eerste. Waarom zou een man immers plotsklaps naar Aken gaan? In Schoonebeeks geval was de schuldige een lieve vriendin. Die moest en zou er heen. En vroeg of Schoonebeek mee wilde. Vandaar.

Het eerste wat hem ter plaatse opviel waren de zeer geringe afmetingen van de stedelijke Dom. Daar had hij zich toch wel wat reusachtigers bij voorgesteld.

Maar die kleine Dom, zeg maar Dommetje werd ruimschoots gecompenseerd door twee andere lokale hebbelijkheden. Daar waren in de eerste plaats de kolossale glazen bier die op de verschillende terrassen geserveerd werden. Ja, dat kon je wel aan de Duitsers overlaten. Ongetwijfeld zou je daar al even omvangrijke Bratwürsten bij kunnen bestellen, maar dat had Schoonebeek toch maar niet gedaan. Er was genoeg ander vertier. Want Aken bleek ook nog eens een tamelijk vermaarde technische universiteit te hebben. En laten die techneuten nou uitgerekend vandaag dronken door de stad trekken, omdat er een soort van ontgroeningsfeest aan de gang was. Overal in de stad trokken van die typische beta-studenten (langharige autisten in nogal overdreven buiten de mode vallende kledij) langs. Het leek wel of zij uit een foorkraam losgelaten waren, zodat Schoonebeek en zijn lieve vriendin zich over hen vrolijk konden maken.

Het andere grote was de plaatselijke boekhandel. De Mayerische kan Gianotten twaalf keer herbergen en ook Donner in Rotterdam wel een keer of drie. Een Dom voor geletterden.

’s Avonds laat, terug in Tilburg, vroeg de lieve vriendin heel lief of Schoonebeek misschien nog even mee ging naar haar huis, voor een afzakkertje of zo. Maar Schoonebeek ging gebukt onder de last van vier plastic tassen vol Goethe, Schiller, Herder en Döblin. Waarin hij allemaal wilde beginnen. Liefst nu. Daarom gaf hij haar op het station een pakkerd op haar wang en zei dat hij moe was en liever naar huis ging. Hoe zij hem weemoedig nakeek zag hij al niet meer.