Dagje Aken
Schoonebeek is
een echt stadsmens. En dat is precies zoals het hoort. Stadmensen
dragen de beschaving, terwijl op het platteland… ach, het
platteland. Hugo Claus heeft ooit de wijze woorden gesproken “Mensen
horen in de stad, dorpen zijn voor koeien”. En een imposantere
referentie dan de Vlaamse reus kun je toch eigenlijk niet hebben.
De schaarse
momenten dat Schoonebeek zich buiten de Tilburgse ringbanen waagt,
zal zijn reisdoel dan ook altijd een andere stad zijn. Want als er
ergens minder dan honderdduizend mensen bij elkaar wonen, dan zullen
er ook wel niet veel goede redenen zijn om daar te vertoeven.
Vandaag was
Schoonebeek in Aken. En hij was daar nog nooit eerder geweest. Nou
had voor dat laatste ook een betere reden, dan voor dat eerste.
Waarom zou een man immers plotsklaps naar Aken gaan? In Schoonebeeks
geval was de schuldige een lieve vriendin. Die moest en zou er heen.
En vroeg of Schoonebeek mee wilde. Vandaar.
Het eerste wat
hem ter plaatse opviel waren de zeer geringe afmetingen van de
stedelijke Dom. Daar had hij zich toch wel wat reusachtigers bij
voorgesteld.
Maar die kleine
Dom, zeg maar Dommetje werd ruimschoots gecompenseerd door twee
andere lokale hebbelijkheden. Daar waren in de eerste plaats de
kolossale glazen bier die op de verschillende terrassen geserveerd
werden. Ja, dat kon je wel aan de Duitsers overlaten. Ongetwijfeld
zou je daar al even omvangrijke
Bratwürsten
bij kunnen bestellen, maar dat had Schoonebeek toch maar niet
gedaan. Er was genoeg ander vertier. Want Aken bleek ook nog eens
een tamelijk vermaarde technische universiteit te hebben. En laten
die techneuten nou uitgerekend vandaag dronken door de stad trekken,
omdat er een soort van ontgroeningsfeest aan de gang was. Overal in
de stad trokken van die typische beta-studenten (langharige autisten
in nogal overdreven buiten de mode vallende kledij) langs. Het leek
wel of zij uit een foorkraam losgelaten waren, zodat Schoonebeek en
zijn lieve vriendin zich over hen vrolijk konden maken.
Het andere grote
was de plaatselijke boekhandel. De Mayerische kan Gianotten twaalf
keer herbergen en ook Donner in Rotterdam wel een keer of drie. Een
Dom voor geletterden.
’s Avonds laat,
terug in Tilburg, vroeg de lieve vriendin heel lief of Schoonebeek
misschien nog even mee ging naar haar huis, voor een afzakkertje of
zo. Maar Schoonebeek ging gebukt onder de last van vier plastic
tassen vol Goethe, Schiller, Herder en Döblin. Waarin hij allemaal
wilde beginnen. Liefst nu. Daarom gaf hij haar op het station een
pakkerd op haar wang en zei dat hij moe was en liever naar huis
ging. Hoe zij hem weemoedig nakeek zag hij al niet meer. |