De nieuwe vriendin
Het was niet
Schoonebeeks meest intieme vriend, maar niettemin een redelijk goede
kennis die daar zo somber in zijn glas cognac zat te turen.
“Nee maar, da’s
lang geleden,” deed Schoonebeek braaf zijn sociale plicht.
De redelijk
goede kennis haalde zijn schouders op. En nam een piepklein slokje.
Tijd om aan te schuiven, besloot Schoonebeek.
“Vertel.”
“Ik heb een
nieuwe vriendin,” sprak de redelijk goede kennis op een toon die
weinig ruimte tot felicitaties liet.
“Nou,
gefeliciteerd,” repliceerde Schoonebeek niettemin. Waarmee de
conversatie meteen al tot stilstand kwam. In de zwijgzame seconden
die volgden, begon voor Schoonebeek langzaam het probleem te dagen.
De redelijke goede kennis verkeerde in de burgerlijke staat van
eveneens redelijk goed huisvader. Als er tenminste geen recente
mutaties waren voorgevallen.
“Ik snap het,”
hervatte Schoonebeek het gesprek empathisch.
“Ze is zo lief,”
zuchtte de redelijk goede kennis.
“Je vriendin,”
begreep Schoonebeek.
Maar de redelijk
goede kennis reageerde met een gelaten: “Ja. Die ook ja.”
Waarna de hele situatie Schoonebeek plotsklaps pijnlijk duidelijk
werd.
“Vertel eens
iets over je vriendin,” deed hij een poging om het gesprek een
zonniger wending te geven. Waarop het humeur van de redelijk goede
kennis inderdaad een moment leek op te klaren.
“Ze is jong,”
begon hij. “Te jong.”
“Ja,” beaamde
Schoonebeek. “Dat zijn ze altijd. Wij worden niet verliefd op onze
ouders, maar wel op onze kinderen. Noem het het noodlot. En laat me
raden, ze is vast ook vertederend mooi?”
De redelijk
goede kennis knikte. “De mooiste.”
“Intelligent
ook?”
“Ja, en heel
belezen. Een volwassen smaak. Intelligent gevoel voor humor ook,
trouwens.”
“Vanzelfsprekend,” beaamde Schoonebeek. En bestelde nog wat te
drinken. “En maatschappelijk betrokken zeker?”
Ook dat was ze.
Milieu- en politiek zeer bewust.
“En minpuntjes?”
Tja, hier moest
de redelijk goede kennis toch echt in gebreke blijven. Minpuntjes?
Nee, die had ze eigenlijk niet.
“O, dus je kent
haar eigenlijk nog maar vrij oppervlakkig?” vonniste Schoonebeek
tamelijk onzachtzinnig. “In ieder geval niet zo goed als je vrouw.
Toch?”
Waarop de
redelijk goede kennis zich weer ernstig op zijn glas concentreerde.
En even tersluiks in zijn ogen wreef. En na drie lange minuten weer
opkeek. “Maar het zou zo mooi zijn,” dagdroomde hij even hardop.
Schoonebeek
knikte en legde een hand op ’s mans schouder. “Ja,” sprak hij
troostrijk, “mooi is het natuurlijk wel. Blief je nog een glaasje
cognac?” |