CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

Derde kerstdag

Vroeger ja, vroeger had je nog een derde kerstdag. Zo’n dag waarop de resten van twee copieuze kerstdiners (een handvol biefstukjes, twee blikjes onder erbarmelijke omstandigheden verworven ganzenlever, een halve kalkoen en de nodige kilo’s ijs en ooft) soldaat werden gemaakt. Samen met een fles of wat wijn waar – bang voor een tekort halverwege de feestdagen – de kurkentrekker niet meer helemaal aan toegekomen was.

Maar dat was vroeger. Tegenwoordig verdwijnen de voedseloverschotten zonder scrupules of zelfs maar een schouderophalen in het vuilnisvat. En wijn, ach die is er tenslotte iedere dag.

En dus heeft Schoonebeek zomaar een dag over. Waarmee hij zich tegen half twaalf nog steeds geen raad weet. Daarom ligt hij in zijn eenzame bedje maar een beetje naar het plafond te staren, terwijl hij een belangrijk deel van zijn geesteskracht aanwendt om wat beginnend maagzuur weg te denken. En dan gaat de telefoon.

Schoonebeek kreunt zijn naam in het toestel.

“O, je bent wel thuis,” klinkt een moeilijk te definiëren vrouwenstem vanaf de andere kant. Oud? Jong? Bekend? Of juist niet? Wie het weet mag het zeggen. “Je bent wel thuis” lijkt op een bekende te wijzen. Is hij een bijzondere afspraak vergeten?

“Eh ja, ik geloof van wel,” wil hij nog niet meteen zomaar van alles toegeven.

“Hoezo, ik gelóóf van wel? Ik hoor je toch,” geeft de vrouw een opmerkelijk gebrek aan humor en inlevingsvermogen prijs. Waarmee er al een stuk of tien (zijn dochters, wat vriendinnen, de bejaarde buurvrouw) afvallen.

“En hoe laat denk je dan deze kant eens uit te komen?” Shit, dus toch een afspraak.

“Ik lig nog in bed,” reageert Schoonebeek een beetje minnetjes, maar wel geheel naar waarheid.

“Maar het is half twáálf! (Ze kan wel klok kijken…) Je zou er tweeënhalf uur geleden al zijn! (…maar is in het geheel niet op de hoogte van zijn dagritme).”

“Tweeënhalf uur?” wil Schoonebeek het meest onwaarschijnlijke deel van haar tirade graag nog eens een keertje horen.

Maar de vrouw laat slechts een zucht horen, waarin ze heel knap onbegrip, verwijt en venijn harmonieus laat meeklinken. “Florisje staat hier al die tijd al in zijn nette kleren op je  te wachten, lul.”

Er gaat Schoonebeek nog steeds geen licht op. Misschien had die vierde fles bourgogne gisteren toch beter dicht kunnen blijven. Benieuwd hoe zijn schoonzoon zich voelt! Ze gingen tenminste lekker gelijk op bij het natafelen. Het is dan ook uitsluitend aan de goede inborst van zijn dochter te danken, dat Schoonebeek de nacht in zijn eigen bed heeft kunnen doorbrengen.

“Te wachten,” echoot Schoonebeek een beetje mee.

“Je zou hem meenemen naar Den Haag. Jezus, wat heb jij gezopen gister?”

“Ach,” doet Schoonebeek alsof dat wel meevalt. “Maar wat moet ik in Den Haag?”

“Dat heb je Florisje verdomme al weken geleden beloofd. Het is vandaag derde kerstdag, weet je nog wel? Wat ben jij een lul zeg!” Wat Schoonebeek inmiddels zelf ook wel een beetje begint te vinden.

“Maar wie is Florisje in godsnaam?” besluit hij tenslotte tot volledige capitulatie.

Even is het stil aan de andere kant. En terwijl Schoonebeek zijn verdediging tijdig op orde probeert te krijgen voor de nietsontziende aanval die nu ongetwijfeld gaat volgen, blijft het stil.

“Hallo?” verkent Schoonebeek de vijandelijke linies voorzichtig. Maar de generale staf is blijkbaar nog in intern overleg.

“Eh Henk?” komt de tegenpartij langzaam in beweging. Waarop Schoonebeek nog maar eens herhaalt hoe hij heet.

“Sorry,” zegt de vrouw dan. En ze klinkt inenen heel lief. “Neemt u mij niet kwalijk. Ik dacht… Ik heb… Eh, een verkeerd nummer, begrijpt u.”

Schoonebeek begrijpt het, zegt hij. “Mag ik u straks even terugbellen?” trekt hij meteen maar de stoute schoenen aan.

“Straks?”

“Ja, als Florisje weg is. Naar Den Haag.” Waarop hij nog net weer iets van die wonderlijke zucht hoort, voordat zij de verbinding verbreekt.