Domheid
Schoonebeek kan
een hoop hebben van de mensen. Zo heeft hij een zeer ruimhartige
visie op zulke uiteenopende menselijke verschijningvormen als
dwerggroei, dronkenschap, depressies, neuspeuteren, potloodventen,
heroïneverslaving, rode vlekken in de nek, klompvoeten,
besluiteloosheid en al die andere dagelijkse ongemakken waar de mensen
niet echt iets aan kunnen doen.
Maar hij maakt
graag een uitzondering voor domheid. Van domheid kan hij echt buiten
zinnen raken.
Let wel,
Schoonebeek heeft absoluut niets tegen mensen met een enigszins
beperkt IQ. Die zijn niet dom. Die doen doorgaans wat in hun
vermogen ligt. Nee, Schoonebeeks ergernis richt zich op lieden
eigenlijk beter zouden moeten weten.
Zoals van de
week.
Schoonebeek
bevond zich met zijn zoon bij Burgemeester Jansen, een bijzonder
aardig café aan de Piushaven, dat hij tot zijn onbeschrijflijke
verwondering pas onlangs had ontdekt. Op aanwijzen van goede
vrienden natuurlijk. Dat ook nog.
Dus toen zijn
zoon hem mailde dat hij die donderdag zijn studie in Leiden gaarne
eens een dagje onderbrak om zijn vader in Tilburg te bezoeken, had
Schoonebeek meteen Burgemeester Jansen voorgesteld. Alwaar beide
heren nu aan een voortreffelijk gekoelde Duvel zaten, het vanwege de
waarde verstrekte bakje met nootjes gemoedelijk tussen hen in.
Waarover zij
spraken? Ach, waarover spreken vaders en zonen die zich eendrachtig
boven de wereldbevolking verheven weten? Over politiek, wetenschap,
literatuur, film, jazz en vrouwen.
En natuurlijk over de ontraadseling van
het wereldvraagstuk.
Maar toen
gebeurde het dat ergens halverwege het tweede glas de conversatie
een ogenblik stokte. Het was niet meer dan een paar seconden en een
buitenstaander zou het niet eens zijn opgevallen. Maar voor
Schoonebeek was het juist genoeg om zijn oog op de voorpagina van
het krantje Metro te laten vallen, dat een onverlaat daar op
hun tafeltje had achtergelaten.
Een grote foto
toonde een stuk of zes niet onknappe jonge vrouwen in bijzonder
onflatteuze poses.
‘Wat is dit?’
vroeg Schoonebeek zich hardop af.
‘Een krant?’
probeerde junior de verbazing van zijn oude heer te duiden.
Doch Schoonebeek
slaakte een diepe zucht. En vatte het artikel in twee zinnen samen –
wat in het geval van de Metro nauwelijks een prestatie mag
heten. Een of andere oplichter had een therapie ontwikkeld tegen de
postnatale depressie. Daartoe liet hij de getroffen dames in een
park tussen kinderwagens dansen.
‘Hoeveel domheid
kan een land hebben?’ vroeg Schoonebeek zich luidkeels af. Aan de
belendende tafeltjes werd even opgekeken. ‘Het staat hier. Op de
voorpagina.’
‘Ja. Maar dan
wel op de voorpagina van de Metro,’ wees zijn zoon op het
betrekkelijke der dingen.
Maar daar ging
het Schoonebeek niet om. Die hele Metro kon hem gestolen
worden. ‘Nee, ik bedoel dat volwassen en toch minimaal gemiddeld
intelligente vrouwen daar intrappen. Hoe leeg is je leven als je je
met zulke uitwassen inlaat? En hoe leeg je hoofd?’
Vader en zoon
schudden nu eendrachtig het moede hoofd. Tegen zoveel domheid waren
zij voor het ogenblik even niet bestand. En daarom deden zij het
enige dat hen onder de gegeven omstandigheden te doen stond.
Schoonebeek wenkte de waard voor een derde Duvel. Waarna zijn zoon
hem vertelde over een prachtige cd van Benjamin Herman.
Vurrukkullukke jazz
geïnspireerd door de woorden van Remco Campert. En met de dichter
zelf nog in een mooi voorleesrolletje in het laatste nummer.
Lamento. |