>  home

 

   >  speciaal

 

   >  auteurs

 

   >  teksten

 

   >  brabants

 

   >  audio

 

 












 

 

 

 

 

 

 

 

 

inhoud Jan de Jong  <    

inhoud Schoonebeek  <    

Jan de Jong

Schoonebeek

 

________________________________

 

Eenling

 

Schoonebeek heeft een paar goeie vrienden. Hoewel. Voor hetzelfde geld zou hij hen goeie kennissen kunnen noemen. Redelijke goeie kennissen. Mannen met wie hij van tijd tot tijd in het café een boom opzet. Goed beschouwd zou een ander zelfs van oppervlakkige kennissen kunnen spreken.

Ook ontbeert hij collega’s sinds meer dan een decennium geleden een totaal onbekende heeroom hem een alleszins behoorlijk kapitaal naliet. Na zijn echtscheiding, die kort op de erfenis volgde, heeft hij een paar weinig inspirerende pogingen ondernomen om weer aan de vrouw te geraken. Maar tevergeefs. Doorgaans blijven zijn toenaderingen al in de aanspreekfase steken.

Hij heeft één broer en die is getrouwd met een vrouw die om specifieke redenen niets van Schoonebeek wil weten. Haar man volgt haar daarin slaafs.

En zijn kinderen? Ach, die zijn wel aardig. Informeren van tijd tot tijd vriendelijk hoe het met hem gaat. Nodigen hem beleefd uit voor het kerstmaal en dringen niet erg aan als hij beweert andere verplichtingen te hebben.

Schoonebeek is derhalve wat je noemt een eenling. Zo iemand als Karst Tates. Joost Zwagerman signaleerde in De morgen (volgens Schoonebeek de aardigste krant in de Nederlandstalige wereld) de nieuwe vijand: iemand van ons. Maar dan wel iemand zonder vrienden en zonder werk. Iemand als Schoonebeek dus.

En toch heeft Schoonebeek met verbijstering naar de kamikazeactie van die brokkenpiloot uit Huissen zitten kijken. En refereert hij uitsluitend naar hem met “die gek”. Maar intussen heeft het hem wel aan het denken gezet. Zou hij, Schoonebeek, tot iets dergelijks in staat zijn? Er schiet hem een voorval te binnen uit de vierde klas van de lagere school. De meester van dienst had, zeer ten onrechte natuurlijk, Schoonebeekje aangesproken op de geleverde prestaties in zijn rekenschrift. Een paar klasgenootjes lachten om ’s mans rake typering van Schoonebeekjes houding. En Schoonebeekje zelf voelde het bloed naar zijn hoofd stijgen. Hij werd rood, hij schaamde zich. En meteen daarna volgde: de nadrukkelijke wens om die kwalijke meester mores te leren. Het liefst zou hij nu opstaan en de man met zijn kroontjespen doodsteken. Door zijn oog in de toch al zo mankerende hersenen. En daarna zou hij die lachers nog even te grazen nemen. Maar hij deed niets. Hij bleef roerloos zitten en koesterde wrok. Het is dat jaar ook niet meer goed gekomen tussen Schoonebeekje en de meester, al zal niemand daar iets van gemerkt hebben. Alleen voor Schoonebeekje bleef de situatie gespannen. Waardoor hij van tijd tot tijd naar zijn kroontjespen greep en niets deed.

En nu is het 2009 en doet er iemand wel iets. Schoonebeek verklaart de man voor gek en denkt vervolgens aan dit lang vergeten schoolincident. Zou hij dan toch…

Maar ja, wat zou hij dan kunnen doen? Welk risico moet nu al afgewend worden? Waar moeten de vaderlandse terrorismebestrijders heen om het gevaar dat Schoonebeek heet, af te wenden? Hij denkt aan zijn schoonzus, maar die is te onbeduidend voor een statement. De president van Amerika is te groot en bovendien te goed. De vorige, oké. Maar deze deugt.

Schoonebeek denkt na, maar zelfs twee, drie Duvels kunnen hem niet tot enige terreurdaad van betekenis inspireren. Dan zijn er dus twee mogelijkheden. Een: Schoonebeek is toch werkelijk te intelligent en te beschaafd (of te lui), om op zo’n manier tot daden over te gaan. Twee: de deskundigen hebben gelijk, als zij beweren dat zoiets niet vooraf gepland wordt, maar zich eerder in de roes van het moment afspeelt.

Zichzelf kennende houdt Schoonebeek het op het eerste. Maar vreest toch stiekem een klein beetje ook de tweede optie.