Fluiten
Toen Schoonebeek
in een ver en vorig leven in Rotterdam de dorpsjeugd van enige
verstaanbare taal wilde voorzien, had hij een hooggeleerde collega
die over de basisprincipes van de bouwvak ging. Hij leerde de
jongens van alles over bekisting en beglazing, stuc- en meerwerk,
steiger- hout- en betonbouw. En hij leerde ze fluiten
Om beurten
mochten de cursisten heupwiegend langs de rest van het klasje
paraderen, teneinde door de rest van de groep nagefloten te worden.
Het moet gezegd: de jongens kweten zich met overgave aan allebei de
taken. Het heupwiegen werd daarbij weliswaar zo overdreven aangezet,
dat de rest met zekerheid kon vaststellen dat hier sprake was van
een parodie.
Het ging om het
fluiten.
De hooggeleerde
bouwvakdocent vond dit een wezenlijk deel van de opleiding. Een
bouwvakker die niet in staat was om vanaf de steiger passerende
meisjes na te fluiten, was ten enenmale ongeschikt voor het bouwvak.
Dat er tot op de dag van vandaag in het Rotterdamse nog steeds en
welluidend vanaf de bouw gefloten wordt, is voor een belangrijk deel
de verdienste van Schoonebeeks toenmalige collega.
Maar ook in
Tilburg kunnen ze er wat van.
Want ook in
Schoonebeeks geliefde woonoord produceren bouwplaatsen diezelfde
mêlee van timmer- boor- en metselgeluiden, onverstaanbare Hollandse
hits en bouwvakkersgefluit die blijkbaar tot nationale norm is
verheven.
De dames
reageren hier nogal wisselend op. De meeste lopen stuurs door, alsof
ze zich onmogelijk kunnen voorstellen dat uitgerekend hun
voorbijkomst de reden vormt voor dat snerpende en onmelodieuze
geluid. Anderen kijken op. Sommigen zwaaien zelfs. Een enkel
overgeëmancipeerd tiepje fluit terug. En een paar worden er boos.
Maar voor hen was al die aandacht vanaf de steiger meestal toch al
niet bedoeld.
En het kan nóg
anders.
Van de week
kuierde Schoonebeek om onduidelijke redenen door de Trouwlaan toen
hem een groepje studenten op de fiets passeerde. Vijf meisjes van
een bevallige categorie en één jongen voor wie dat overduidelijk
niet zo gold. In Schoonebeeks perceptie althans. Aan de overkant van
de straat stond dat best wel vieze bouwvakkersbusje. Met het raampje
van de chauffeur naar beneden. De man keek de langsfietsende meisjes
eens met welbevinden na en ja hoor. Daar was het.
Pieuwiet!
De vijf deernen
pedaleerden ijzerenheinig voort. Maar de meefietsende jongeman moest
ineens erg aan een goeie grap denken.
“Hoorden jullie
dat?” denderde zijn welluidende stem over de straatstenen. “Hij
flóót naar me!”
En Schoonebeeks
humorsappen verenigden zich in een vreugdevol walsje doorheen gans
zijn lichaam. |