INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Fluiten

Toen Schoonebeek in een ver en vorig leven in Rotterdam de dorpsjeugd van enige verstaanbare taal wilde voorzien, had hij een hooggeleerde collega die over de basisprincipes van de bouwvak ging. Hij leerde de jongens van alles over bekisting en beglazing, stuc- en meerwerk, steiger- hout- en betonbouw. En hij leerde ze fluiten

Om beurten mochten de cursisten heupwiegend langs de rest van het klasje paraderen, teneinde door de rest van de groep nagefloten te worden. Het moet gezegd: de jongens kweten zich met overgave aan allebei de taken. Het heupwiegen werd daarbij weliswaar zo overdreven aangezet, dat de rest met zekerheid kon vaststellen dat hier sprake was van een parodie.

Het ging om het fluiten.

De hooggeleerde bouwvakdocent vond dit een wezenlijk deel van de opleiding. Een bouwvakker die niet in staat was om vanaf de steiger passerende meisjes na te fluiten, was ten enenmale ongeschikt voor het bouwvak. Dat er tot op de dag van vandaag in het Rotterdamse nog steeds en welluidend vanaf de bouw gefloten wordt, is voor een belangrijk deel de verdienste van Schoonebeeks toenmalige collega.

Maar ook in Tilburg kunnen ze er wat van.

Want ook in Schoonebeeks geliefde woonoord produceren bouwplaatsen diezelfde mêlee van timmer- boor- en metselgeluiden, onverstaanbare Hollandse hits en bouwvakkersgefluit die blijkbaar tot nationale norm is verheven.

De dames reageren hier nogal wisselend op. De meeste lopen stuurs door, alsof ze zich onmogelijk kunnen voorstellen dat uitgerekend hun voorbijkomst de reden vormt voor dat snerpende en onmelodieuze geluid. Anderen kijken op. Sommigen zwaaien zelfs. Een enkel overgeëmancipeerd tiepje fluit terug. En een paar worden er boos. Maar voor hen was al die aandacht vanaf de steiger meestal toch al niet bedoeld.

En het kan nóg anders.

Van de week kuierde Schoonebeek om onduidelijke redenen door de Trouwlaan toen hem een groepje studenten op de fiets passeerde. Vijf meisjes van een bevallige categorie en één jongen voor wie dat overduidelijk niet zo gold. In Schoonebeeks perceptie althans. Aan de overkant van de straat stond dat best wel vieze bouwvakkersbusje. Met het raampje van de chauffeur naar beneden. De man keek de langsfietsende meisjes eens met welbevinden na en ja hoor. Daar was het.

Pieuwiet!

De vijf deernen pedaleerden ijzerenheinig voort. Maar de meefietsende jongeman moest ineens erg aan een goeie grap denken.

“Hoorden jullie dat?” denderde zijn welluidende stem over de straatstenen. “Hij flóót naar me!”

En Schoonebeeks humorsappen verenigden zich in een vreugdevol walsje doorheen gans zijn lichaam.