INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Gebloemleesd

Soms vindt Schoonebeek zichzelf terug op de meest angstaanjagende plekken. Zo zat hij nu inenen in een grote zaal met allemaal leraren Nederlands die over literatuurlessen kwamen praten. Op het podium stond Joost Zwagerman. Die had zojuist het tweede deel gepubliceerd van zijn verhalenbloemlezing. En mocht zich zo langzamerhand wel een specialist noemen. Hij hield een warm pleidooi voor het korte verhaal in het onderwijs. En een forum van leraren ondersteunde hem daarin.

Schoonebeek zat zich zo’n beetje door de dag heen te knikkebollen en noteerde van tijd tot tijd een titel die langskwam. ‘Een twee drie vier vijf’ van Vestdijk bijvoorbeeld. En ‘Glas’ van W.F. Hermans. Juweeltjes die hij om onduidelijke redenen in gans zijn lezerscarričre gemist had. Een mens blijft leren.

Maar andere toehoorders waren niet zo consumptief. Ze waren naar de conferentie gekomen om gehoord te worden. Er was immers voor betaald. En dat zouden de organisatoren weten!

Eerder op de dag had een ongetwijfeld erg lieve lerares al aan Frank Martinus Arion gevraagd welk personage uit Dubbelspel het meest op hem leek. ‘Leesclubmuts,’ had Schoonebeek gemompeld. Maar dat had niks geholpen. Er bleken zelfs nog meer leesclubmutsen in de zaal te zitten. En Schoonebeek zag plotseling heel helder de teloorgang van het onderwijs zich voor zijn ogen voltrekken. Zo bedroevend was het daar dus inmiddels mee gesteld.

En nu stond er weer een mevrouw op. En Schoonebeek vroeg zich af waarom het toch altijd weer mevrouwen waren, die zulke bijeenkomsten verstoorden.

De mevrouw wilde van Joost Zwagerman weten wanneer er nu eens een bloemlezing zou komen met verhalen die geschikt waren voor in de klas. Heel precies vroeg ze: “Bent u bereid om een bloemlezing te maken samen met mensen uit het onderwijs, leraren en leerlingen?”

Maar daar had Zwagerman helemaal geen zin in. “Nee,” antwoordde hij daarom maar eerlijk. “Dat moet ú doen.”

Schoonebeek knikte instemmend. De vraag leek hem afdoende beantwoord. Maar daar dacht de mevrouw anders over. Het leek haar toch echt niet teveel gevraagd van zo’n schrijver. Hij verdiende toch immers ook aan het onderwijs? Zwagerman had toch net gezegd dat hij wel twee keer per maand ergens op een school een lezing hield? En dat ongetwijfeld voor een hoop geld?Nou dan!

De gevierde auteur begon weer geduldig uit te leggen dat hij daar helemaal niet voor was. Het was zijn taak om verhalen gebloemleesd te krijgen, die hem (en hem alleen) bij de lurven grepen.

Gebloemleesd. Drie dames van rond de vijftig die achter Schoonebeek zaten, moesten er heel erg om giechelen. Wat een mal woord, gebloemleesd. Dat hadden zij, leraressen Nederlands, nog nóóit gehoord. En wederom zakte het onderwijs vele punten. Tot diep onder het riolenniveau.

De mevrouw had intussen nog steeds niet geluisterd. Bleek. Want ze begon ten derden male te suggereren dat de heer Zwagerman maar eens een bloemlezing voor het onderwijs moest maken. En ook deze mevrouw was lerares Nederlands.

En Schoonebeek dacht terug aan de jaren dat hij dezulken nog opleidde. Waren dat intussen ook leesclubmutsen, giecheldames en mevrouwen zonder oren geworden? Hij hoopte van harte van wel. Een mens wil er tenslotte toch een beetje bijhoren, nietwaar? Maar voor het moment had hij er even genoeg van. En hij begaf zich naar de foyer in de hoop daar een tripel te bemachtigen. Daarna zou hij de dichtstbijzijnde boekhandel opzoeken om het tweede deel te kopen van die verhalenbundel die Joost Zwagerman had samengesteld. Gebloemleesd, liever.