Gebloemleesd
Soms vindt
Schoonebeek zichzelf terug op de meest angstaanjagende plekken. Zo
zat hij nu inenen in een grote zaal met allemaal leraren Nederlands
die over literatuurlessen kwamen praten. Op het podium stond Joost
Zwagerman. Die had zojuist het tweede deel gepubliceerd van zijn
verhalenbloemlezing. En mocht zich zo langzamerhand wel een
specialist noemen. Hij hield een warm pleidooi voor het korte
verhaal in het onderwijs. En een forum van leraren ondersteunde hem
daarin.
Schoonebeek zat
zich zo’n beetje door de dag heen te knikkebollen en noteerde van
tijd tot tijd een titel die langskwam. ‘Een twee drie vier vijf’ van
Vestdijk bijvoorbeeld. En ‘Glas’ van W.F. Hermans. Juweeltjes die
hij om onduidelijke redenen in gans zijn lezerscarričre gemist had.
Een mens blijft leren.
Maar andere
toehoorders waren niet zo consumptief. Ze waren naar de conferentie
gekomen om gehoord te worden. Er was immers voor betaald. En dat
zouden de organisatoren weten!
Eerder op de dag
had een ongetwijfeld erg lieve lerares al aan Frank Martinus Arion
gevraagd welk personage uit Dubbelspel het meest op hem leek.
‘Leesclubmuts,’ had Schoonebeek gemompeld. Maar dat had niks
geholpen. Er bleken zelfs nog meer leesclubmutsen in de zaal te
zitten. En Schoonebeek zag plotseling heel helder de teloorgang van
het onderwijs zich voor zijn ogen voltrekken. Zo bedroevend was het
daar dus inmiddels mee gesteld.
En nu stond er
weer een mevrouw op. En Schoonebeek vroeg zich af waarom het toch
altijd weer mevrouwen waren, die zulke bijeenkomsten verstoorden.
De mevrouw wilde
van Joost Zwagerman weten wanneer er nu eens een bloemlezing zou
komen met verhalen die geschikt waren voor in de klas. Heel precies
vroeg ze: “Bent u bereid om een bloemlezing te maken samen met
mensen uit het onderwijs, leraren en leerlingen?”
Maar daar had
Zwagerman helemaal geen zin in. “Nee,” antwoordde hij daarom maar
eerlijk. “Dat moet ú doen.”
Schoonebeek
knikte instemmend. De vraag leek hem afdoende beantwoord. Maar daar
dacht de mevrouw anders over. Het leek haar toch echt niet teveel
gevraagd van zo’n schrijver. Hij verdiende toch immers ook aan het
onderwijs? Zwagerman had toch net gezegd dat hij wel twee keer per
maand ergens op een school een lezing hield? En dat ongetwijfeld
voor een hoop geld?Nou dan!
De gevierde
auteur begon
weer geduldig uit te leggen dat hij daar helemaal niet voor was. Het
was zijn taak om verhalen gebloemleesd te krijgen, die hem (en hem
alleen) bij de lurven grepen.
Gebloemleesd.
Drie dames van rond de vijftig die achter Schoonebeek zaten, moesten
er heel erg om giechelen. Wat een mal woord, gebloemleesd. Dat
hadden zij, leraressen Nederlands, nog nóóit gehoord. En wederom
zakte het onderwijs vele punten. Tot diep onder het riolenniveau.
De mevrouw had
intussen nog steeds niet geluisterd. Bleek. Want ze begon ten derden
male te suggereren dat de heer Zwagerman maar eens een bloemlezing
voor het onderwijs moest maken. En ook deze mevrouw was lerares
Nederlands.
En Schoonebeek
dacht terug aan de jaren dat hij dezulken nog opleidde. Waren dat
intussen ook leesclubmutsen, giecheldames en mevrouwen zonder oren
geworden? Hij hoopte van harte van wel. Een mens wil er tenslotte
toch een beetje bijhoren, nietwaar? Maar voor het moment had hij er even genoeg van. En hij begaf zich naar de foyer in de hoop
daar een tripel te bemachtigen. Daarna zou hij de dichtstbijzijnde
boekhandel opzoeken om het tweede deel te kopen van die
verhalenbundel die Joost Zwagerman had samengesteld. Gebloemleesd,
liever. |