Gordel, roos
's Avonds om tien uur reed Schoonebeek het Brabantse
dorpje van zijn ouders binnen.
Tien uur is daar laat en het verbaasde Schoonebeek
niet dat hij nergens meer een teken van leven kon ontdekken. Of het
moesten de geheel synchroon verspringende televisiebeelden in de
dorpse huiskamers zijn. Heel Gilze keek naar het zelfde. Zoals heel
Gilze altijd hetzelfde deed. Slapen, werken, eten, werken, slapen.
En denken, als het er op aankwam.
Tot zijn verbijstering zag Schoonebeek in de verte,
pal voor zijn oude school toch enige commotie. Tenminste zeven
wetsdienaren liepen bedrijvig heen en weer. Zeven. In Gilze. Midden
in de nacht, plaatselijke tijd dan.
Daar is iets ernstigs gebeurd, stelde hij vast en hij
minderde vaart. Eén der koddebeiers kreeg hem in het oog en begon
met weidse gebaren met een lamp te zwaaien. En hij wees daarbij
resoluut naar de kant van de weg.
Stoppen, begreep Schoonebeek. Verkeerscontrole. De
hele prinsemarij verzameld in een dorp van nog geen vierduizend
inwoners. Geen wonder dat de georganiseerde misdaad een steeds
steviger greep op de samenleving krijgt.
Vliegensvlug liet Schoonebeek zijn gedachten over
zijn meest recente rijgedrag gaan: niet te hard gereden, lichten aan,
geen alcohol genuttigd. Helaas. De heren stonden hier voor lul.
Inmiddels had hij zijn voertuig tot stilstand
gebracht en begonnen drie agenten koortsachtig rond zijn auto te
marcheren. De overigen keken zonder veel vertrouwen in nog zo'n
buitenkansje treurig de verte in. Een passerende auto aanhouden was
mooi. Maar twee op één avond in Gilze leek uitgesloten. En zij
wisten het.
Een lange diender stond nu wijdbeens voor
Schoonebeeks wagen en richtte een schijnwerper op hem. Een tweede
vergeleek het nummerbord vóór met het nummerbord achter. Nummer
drie tikte op het rechter portier en Schoonebeek wipte het knopje
omhoog.
''n Avond mijnheer. Mag ik uw papieren even zien?
Schoonebeek overhandigde zijn rijbewijs.
'De rest heeft mijn vriendin,' zei hij verongelijkt,
maar de agent negeerde de beschuldiging.
'Zie ik het goed dat u uw autogordel niet aan hebt?'
Nu kwam het er op aan diplomatiek te blijven.
'Inderdaad,' gaf Schoonebeek grif toe.
'Komt u dan even mee naar onze auto? Pas op bij het
uitstappen.'
Oppassen bij het uitstappen? Waarop in hemelsnaam? De
tram? De stadsdienst?
In de politiebus bestudeerde de dienstdoende
aandachtig het rijbewijs.
'Ik ken u wel,' zei hij toen. 'Ik ken u nog van toen
u zo was.' Hij hield zijn hand net onder de tafelrand. Schoonebeek
knikte eerbiedig.
'Ik ken u anders helemaal niet,' bekende hij oprecht.
'Ik werkte toen bij garage Witteveen,' lichtte de
diender toe. Maar Schoonebeeks bel rinkelde niet.
'Uw vader was militair,' hielp de veldwachter. 'Ik
zie jullie nog lopen. Zo'n lange man in dat uniform en u als klein
jongetje ernaast. Dan kwamen jullie de auto bij ons ophalen.' Omdat
Schoonebeek al zo'n veertig jaar wist dat zijn vader militair
geweest was, droeg de nieuwe informatie niet wezenlijk iets bij. De
smeris was en bleef een grote onbekende. Zeker toen hij trots
overschakelde op een van buiten geleerd versje.
'Weet u dat het belangrijk is, om een gordel te
dragen?'
Ja, natuurlijk.
'Rijdt u wel eens vaker zonder gordel?'
Nee, natuurlijk niet.
Toen schuifelde de agent even ongemakkelijk over zijn
bankje.
'Meestal waarschuwen we mensen in zo'n geval. Ernstig
waarschuwen, bedoel ik.'
Schoonebeek knikte begrijpend.
'Maar deze controles zijn er speciaal voor, weet u.
En we zijn met zijn zevenen.'
En die moeten er allemaal van eten, snapte
Schoonebeek.
'Dat van die autopapieren geloof ik wel,' trakteerde
de ambtenaar. 'Ik ken u immers.'
En Schoonebeek besloot bijna om hem te bedanken.
Misschien moest hij maar een bloemetje sturen of zo. Rozen met
flinke doornen. |