CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Groei

Het wat breekbare, schutterende meisje van vroeger, was een wat breekbare en schutterende vrouw geworden. Ze werkte aan een universiteit, maar niet die van Tilburg. En ze had inmiddels het een en ander over Multatuli gepubliceerd.

Schoonebeek floot bewonderend tussen zijn tanden. Zo, Multatuli! betekende dat.

Hij herinnerde zich haar nog van toen ze een jaar of zestien was en aan het gezin van de buurman toebehoorde. Een jaar of tien geleden moest dat geweest zijn. Ze had indertijd twee passies. Literatuur en hardlopen. Bij die literatuur kon Schoonebeek zich nog wel iets voorstellen. Maar hardlopen? Reden om er nu meteen maar naar te vragen.

“Ja,” zei ze, terwijl ze het door hem bestelde sapje ter hand nam. “Maar niet meer zo fanatiek als vroeger hoor.” Zo’n drie keer per week 25 kilometer, bleek haar invulling van “niet meer zo fanatiek”. En in de zomer een paar wedstrijden. Minstens één marathon per seizoen. Rotterdam had ze uiteraard gelopen. En Londen ook een keer. New York, dat leek haar zo geweldig om ook eens mee te maken.

Schoonebeek bekeek haar eens goed. Eigenlijk was ze in tien jaar tijd niet zo heel erg veel veranderd. Nog steeds mager, al had ze inmiddels wel borsten. Een beetje stuurs gezicht. Een stem die soms op heel onlogische plaatsen in een zin haperde. Warrige haren en wel héél neutraal gekleed. Als ze iets zei, was het meestal onverstaanbaar zacht en als ze lachte, lachte ze te hard. Allemaal net als tien jaar geleden.

En toch was er iets met haar gebeurd. Zij was gegroeid in haar onhandigheid en in haar schutterigheid. Volwassen geworden in haar stuursheid. Aantrekkelijk in haar warrigheid.

Schoonebeek besloot er nog maar eens een sapje tegenaan te gooien. En kantelde het gesprek naar Multatuli, want tja, dat hardlopen…

Haar proefschrift over de Minnebrieven verkeerde in een afrondende fase, meldde ze. En Schoonebeek informeerde eens naar de kern van haar onderzoek.

Terwijl zij praatte, en haperde, voelde Schoonebeek zich inenen best wel erg tot haar aangetrokken. Een aantrekking die verder ongetwijfeld niemand op deez’ aard met hem deelde. Toch loerde hij eens voorzichtig naar haar vingers. Ze droeg geen ring. Hij probeerde voor de tweede keer haar iets alcoholhoudends op te dringen. Nee, zei ze, nee, ze dronk alleen thuis. Schoonebeek krabde zich in gedachten achter de oren. Betekende dit dat hij haar nu moest voorstellen dan maar bij hem thuis iets te drinken? Zodat hij haar zijn mooie tweede druk van de Max Havelaar kon laten zien?

Maar toen vertelde ze over professor Peter Verbeek, haar eerste promotor en alom gewaardeerd kenner van de negentiende eeuw. Toen het onderzoek al stevig op scheut was, was ze bij hem ingetrokken. En ja, toen moest er natuurlijk een nieuwe promotor komen. Maar ook dat was gelukkig allemaal weer goed gekomen. En zodoende had ze naast letteren en hardlopen, er nog een derde gelukkig makende passie bij in haar leven: Peter Verbeek. Dik twintig jaar ouder dan zij. Maar ach, wat doet leeftijd er toe als je van elkaar houdt.

Niets, beaamde Schoonebeek, helemaal niets. En bestelde dan toch maar een Duvel, om zijn eigen geluksgevoel een beetje vorm te geven. En toen hij zich eenmaal bij de nieuwe feiten had neergelegd, werd het nog best gezellig.