Heertje
‘U vindt dat natuurlijk allemaal heel
gewoon,’ hoorde Schoonebeek plotsklaps naast zich mopperen, toen hij
op dat bankje in het park even ingedommeld was. De stem behoorde een
van de laatste oude mannetjes toe, die je gerust ‘heertje’ mocht
noemen.
Vroeger had je er daar veel meer van,
herinnerde Schoonebeek zich en hij wreef eens wat slaap uit zijn
ogen.
‘Pardon, maar had u het tegen mij?’
wilde hij vervolgens graag weten.
Het heertje keek een ogenblik quasi
zoekend om zich heen.
‘Tegen wie anders,’ bitste hij toen
inenen. Aldus Schoonebeek een moment van schrik bezorgend.
‘U zit hier maar zo een beetje te slapen
in het park, als een, een…’
‘Ik was alleen even ingedut,’ bouwde
Schoonebeek schielijk het begin van een verdediging op.
‘Ja, dat zeggen jullie altijd,’ voer het
heertje onverdroten voort. ‘Maar ik noem de dingen liever gewoon bij
de naam.’ En na een korte pauze: ‘Zwerver!’
Schoonebeek keek eens tersluiks langs
zijn wat futloze torso naar beneden. De trui was inderdaad niet
helemaal schoon meer, maar voor de rest zag het er allemaal
bijzonder keurig uit, stelde hij vast.
‘Ik ben geen zwerver, zeg ik u,’ besloot
hij toen eindelijk een tikkeltje benauwd tot een weerwoord.
Het heertje snoof slechts verachtelijk
en vervolgde zijn weg. Dribbelend op te korte beentjes. Schoonebeek
in staat van zeer ernstige vertwijfeling achterlatend.
Inmiddels zag Schoonebeek wat verderop
een moeder en een dochter aankomen. Veertig en veertien, schatte hij
zonder veel argumentatie. Hij zag hoe het heertje beide dames
staande hield en hen kort toesprak. Waarna de moeder een beetje
schuinweg Schoonebeeks kant op keek. Daarna pakte ze haar dochter
extra stevig bij de hand en stapte dapper deze kant uit.
Toen ze vlakbij waren mat de vrouw
Schoonebeek met zwijgzame minachting. Dan beende ze door. Alleen het
meisje keek nog even naar hem om en Schoonebeek kon het niet laten
eens vriendelijk naar haar te knipogen.
En heel even lachte het meisje een
beetje terug. Totdat een kort corrigerend rukje haar weer op het
rechte pas hielp.
Ach, dacht Schoonebeek gelaten. Het ene
moment denk je nog dat je ze op kunt voeden, terwijl een volgend… En
glimlachend dacht hij terug aan zijn ouders. Die zo schromelijk
gefaald hadden. |