Helpdesk
Schoonebeek
herkende haar niet zo meteen. En dat lag niet aan het meisje, maar
eerder aan Schoonebeeks ernstige handicap als het gaat om gezichten
onthouden. Zelfs met zijn eigen familie ging hij nog wel eens de
fout in.
En nu dus met
dat aardige buurmeisje. Ze had haar haren los. Terwijl die toch echt
altijd strak naar achteren zaten in een klein staartje. Tja, en dan
kon Schoonebeek het natuurlijk ook niet helpen. Ze stond die middag
met een vraag bij hem voor de deur. En was even uit het veld
geslagen toen die toch immer zo vriendelijke buurman deed als of zij
een wildvreemde voor hem was.
“Wat wilt u?”
had Schoonebeek gevraagd, toen zij hem haar liefste glimlach toonde.
“Eh, ik had
eigenlijk alleen maar een vraagje,” zei het meisje, een tikje
beduusd.
Het was haar
stem die het hem deed. Schoonebeeks wangen begonnen van schaamte te
gloeien, toen hij de situatie probeerde te redden door net iets te
hard “Ilse!” te zeggen. Nee, hij kon maar beter meteen schuld
bekennen.
“Het is je haar,
denk ik.”
Ilse lachte. Zij
was zo’n buurmeisje waar Schoonebeek toch altijd nog even een paar
minuten aan bleef denken, nadat hij haar was tegengekomen. Goed, ook
met de andere meiden uit dat studentenhuis was niks mis. Ontzettend
aardig allemaal. Maar Ilse had toch net dat kleine beetje meer. Maar
wel in het aangename, hè. Verder niks.
“Maar je had een
vraag,” zette Schoonebeek vooral zichzelf weer gauw op het juiste
spoor.
“Ja,” antwoordde
ze. “Over spelling.”
Schoonebeek
krabde zich eens achter de oren. Hij kon zo tien onderwerpen
bedenken waarover hij wel eens met Ilse zou willen praten. Spelling
zat daar niet bij. “Maar jij studeert toch Nederlands?” haalde hij
moeizaam uit de krochten van zijn lange termijngeheugen naar boven.
“Uhu,”
formuleerde Ilse haar variant van een bevestiging. “Maar daarom weet
ik nog niet álles.” De verdediging kwam er geroutineerd uit.
Waarschijnlijk behoorde hij inmiddels tot de standaarduitrusting van
iedere net iets te recent opgeleide neerlandicus.
Schoonebeek deed
een stapje opzij en wees naar binnen.
“Neem me niet
kwalijk. Kom erin, meisje.” Hij sloot de deur achter haar en keek
hoe zij zijn werkkamer in liep. De vertrouwde plek voor
taalproblemen, wist zij inmiddels na een klein handjevol eerdere
bezoekjes.
“Koffie?” riep
Schoonebeek vanuit de keuken. Maar ze hoefde niet, het was maar een
kort vraagje. Zei ze.
Toen hij de
werkkamer binnenkwam, stond ze al driftig in zijn grote Van Dale te
bladeren.
“Nou, zeg het
eens,” begon Schoonebeek, maar ze stak een hand op. Betekenis: houd
je mond nou even, ik ben bezig. Dus wachtte Schoonebeek. En keek
intussen naar de hand, die nu over de kolommen zwierf. Beet ze
nagels? Was ze linkshandig? Had ze een vriend? Soms kon een enkele
hand nog best wat vragen oproepen. En omdat Schoonebeek nou toch
even niets om handen had, keek hij nog maar eens verder. Naar die
bijzonder fraaie zwarte blouse bijvoorbeeld. Die niet alleen mooi
strak zat, maar ook nog eens van een soort spul was gemaakt, dat
Schoonebeek absoluut niet kon thuiswijzen. Wat overigens weer meer
van Schoonebeek zei, dan van die stof. En onder die blouse droeg zij
een spijkerbroek, die…
“Ja, ik heb het.
Hartstikke bedankt weer!” Ilse huppelde langs hem heen en schonk hem
in het voorbijgaan zo’n glimlachje dat alleen meisjes van die
leeftijd nog kunnen schenken. “Altijd makkelijk, zo’n helpdesk in de
buurt,” zei ze nog. Met een beschaafd tikje viel de deur achter haar
in het slot.
Schoonebeek keek
naar het woordenboek. Dat dichtgeslagen op zijn bureau lag. Hij ging
zitten en probeerde zich te herinneren waar hij mee bezig was toen
de bel ging. Hij wist het even niet. Daarom keek hij maar wat naar
buiten en dacht in vijf minuten tijd twaalf keer “wauw”.
Maar daarna
zakte het weer. En kon hij verder aan dat artikel over Marsmans
Verzen. |