Hoest
“Kan ik u
misschien ergens mee helpen?” is Schoonebeek een gruwel. Maar dat
kon het jonge ding van de Etos natuurlijk niet weten. Dus toen
Schoonebeek daar met zijn blik de planken hoestdrank stond af te
tasten, kwam ze hulpvaardig naast hem staan en stelde de zeer
verkeerde vraag.
“Neuh,” hield
Schoonebeek een beetje de boot af. “Ik kijk even.” Idiote reactie
van iemand die doelgericht het hele arsenaal Natterman staat op te
nemen, daarvan was hij zich meteen al pijnlijk bewust. En ook het
meisje accepteerde de uitvlucht niet.
“Heeft u last
van vastzittende of van droge kriebelhoest?” wilde ze weten.
Dat kwam
Schoonebeek wel bekend voor. “Zo’n vastzittende, droge hoest
inderdaad,” gaf hij volmondig toe in de hoop dat het meisje
vervolgens het enige juiste flesje uit het rek zou nemen en hem dat
bij de kassa zou overhandigen.
Het lag
ingewikkelder.
Vastzittend én
droog. Dat kon niet. En dat zei ze hem ook. “Heeft u last van
vastzittend slijm op uw borst? Of meer van een gekriebel in de
keel?” drong ze aan.
Schoonebeek keek
eens opzij. Het was een alleraardigst meisje. Echt zo’n ding dat hij
graag een plezier wilde doen. “Allebei een beetje,” antwoordde hij
derhalve naar waarheid.
Ze schudde haar
hoofd, waarbij een blonde lok olijk over haar slaap danste.
“Deze hier,”
wees ze met een royaal gebaar drie planken van de hoestkast aan,
“zijn allemaal voor vastzittend slijm op de borst. En die,” ging
haar vingertje langs een iets korter rijtje, “helpen tegen kriebel
in de keel.”
Maar er was ook
nog één flesje dat beide varianten in zich verenigde. Schoonebeek
haalde opgelucht adem. Dat moest het dan maar worden.
“Van een bekend
homeopathisch merk,” wist het meisje. Waar Schoonebeek dan weer van
schrok. “Ik heb liever iets dat echt helpt,” verzuchtte hij. Hij
keek naar het meisje, dat intussen een paar stappen verderop met een
oudere collega stond te overleggen. Die doortastend op hem af kwam.
“Dat is het
enige middel dat tegen beide hoesten werkt,” prees ook zij het
homeopathische middel aan. Maar Schoonebeek wilde van zijn hoest af.
“Niet werkt, bedoelt u,” mopperde hij daarom.
“Heeft u er al
lang last van?” probeerde het jonge ding Schoonebeek en de oudere
collega nader tot elkaar te brengen.
“Een paar
weken,” antwoordde Schoonebeek volstrek naar waarheid.
“Een paar
weken!” exclameerde de oudere collega. Enkele klanten keken
nieuwsgierig zijn kant op. “Dan kunt u maar beter eerst even langs de huisarts
gaan!”
Schoonebeek
slikte. En voelde hoe de blikken der overige clientèle hem
monsterden op symptomen van de meest vreselijke ziekten.
“Ik lees zelf
wel even wat er op die doosjes staat,” trok Schoonebeek de
ophaalbrug over zijn slotgracht met een ferme klap op.
Toen hij even
later bij de kassa zijn potje hoestsiroop aan het jonge ding toonde,
glimlachte ze en vroeg vriendelijk of deze het geworden was.
“En wilt u nog
informatie over dit geneesmiddel?” informeerde ze vervolgens
plichtsgetrouw.
Voor Schoonebeek
was het genoeg om haastig het pand te verlaten. Zonder hoestsiroop. |