CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

IJ of ei

“Dag, ik heet Marjolijn,” zei de vrouw die juist een espresso met een glaasje water had besteld.

“Dag Marjolein,” antwoordde Schoonebeek.

“Nee,” verbeterde de vrouw, “het is Marjolijn. Met een ij.”

“Dus niet met een ei,” wilde Schoonebeek zeggen. Maar eerlijk gezegd had hij hier helemaal geen zin in. Hij kende twee Marjoleinen. Eentje van vroeger en eentje vrij recent. En dat waren allebei bijzonder aardige, misschien zelfs wel lieve, vrouwen.

En van een jaar of vijf geleden kende hij ook nog een Marjolijn, maar die kon daar niks aan doen, omdat ze Duitse ouders had. Wisten die veel. Bovendien was die Marjolijn ook een stuk minder aangenaam gezelschap dan de Marjoleinen uit zijn leven. Hij keek eens naar het exemplaar met de espresso. En het water. En hij schoof zijn glas Duvel een stukje van haar af uit angst voor doodslaan. Want de onderhavige Marjolijn straalde wel iets uit dat op een barre oostenwind geleek. Schoonebeek wilde zich gauw een beetje laf van haar afkeren. Maar daar kwam niets van in.

“En jij?” informeerde ze.

“Schoonebeek,” stelde Schoonebeek zich voor. “Met een ee.”

Wat de vrouw in de gelegenheid stelde haar gebrek aan humor te demonstreren. “Ja, hoe anders?”

“Met een ei,” riposteerde Schoonebeek. “Zoals in Hemelsche Heirscharen.” Halverwege de Heirscharen had hij al spijt.

De vrouw dacht een moment na. “Hemels is gewoon met één e,” debiteerde ze meteen een vrij fors deel van haar eruditie.

Schoonebeek zuchtte. En keek wanhopig om zich heen. Maar er diende zich vooralsnog geen hulp aan in het nagenoeg uitgestorven café. Helemaal achterin bevond zich een minnend paartje. En een eindje verderop aan de bar worstelde een man al genoeg met het bestaan. Die kon er Schoonebeeks malheur niet ook nog bij hebben.

“Ik spreek u eigenlijk aan omdat ik een beetje een eenzame meid ben,” verklaarde Marjolijn.

Schoonebeek verstond mijt.

“Dan heb u aan mij geen goeie,” trok hij stevig zijn verdediging op. “Gezien het leven dat ik lijd.”

Zij verstond leid.
Dat schoot zo niet op, vond Schoonebeek. Hij dronk zijn glas leeg. En bestelde een verse Duvel.

“Weet u wat,” besloot hij inenen, “wij drinken er eentje van mij. Vinden we fijn. Iedereen blij. Daarna raak ik u kwijt. Zijn wij weer vrij. En daar komt geen ei aan te pas.”

De vrouw knikte. Ze begreep dat ze zich nu ergens bij diende neer te leggen, al snapte ze niet helemaal waarbij. En ze vroeg om een glaasje witte wijn. Droge. Daarna zwegen zij tot de bestelling gebracht was.

Toen hief Schoonebeek zijn glas. “Marjolein,” proostte hij.

“Schoonebeik,” toastte de vrouw terug.

En toen moesten ze allebei toch wel even lachen.