Kerstbomen
Omdat overal de
bomen alweer stonden te schitteren, vond Schoonebeek dat hij zeer
tegen zijn meug maar weer eens op bomenjacht moest. Te vroeg naar
zijn zin.
Want hoewel de
mooiste exemplaren natuurlijk allang hun weg naar brave huiskamers
hadden gevonden, leefde Schoonebeek nog steeds naar de regel dat
zo’n boom hooguit een dag of drie voor Kerstmis geplaatst en
opgetuigd mocht worden. Kerst is kerst. En daar trek je niet heel
december voor uit.
In het
tuincentrum stond nog anderhalf dozijn scharminkels op de laatkomer
te wachten.
“Bent u een…
boom?” richtte Schoonebeek het woord tot een magere spar met vijf
takken en zeventien naalden. Bij gebrek aan plantenverkopend
personeel, zou hij later tot zijn verdediging aanvoeren, maar
zorgwekkend was het wel. Vooral toen de boom nog antwoord gaf ook.
“Bent u een…
klant?” wilde de boom weten.
“Dat valt te
bezien,” keek Schoonebeek de boom eens van top tot teen aan. “U moet
tenslotte wel een feestelijke hoofdrol spelen in mijn woonst.”
De boom haalde
de iele schouders op. En had zo zijn eigen mening over deze
wonderlijke man. “Niemand zegt tegenwoordig nog woonst,” riposteerde
hij. “U bent vast zo iemand met een potkachel of een open haard. Of
erger.”
“Erger?”
“Een
allesbrander.”
Schoonebeek
knikte. Een allesbrander was inderdaad nogal treurig. “Ik heb gewoon
centrale verwarming,” bekende hij.
De boom leek
opgelucht. “In dat geval houd ik me aanbevolen. Allesbranders zijn
funest voor een gepensioneerde kerstboom. Maar vlak ook de open
haard niet uit.”
Schoonebeek keek
een ogenblik langs de boom heen de toekomst in. En zag de vonken
spatten. “Als ik een haard had, zou ik u zeker aanschaffen.”
De spar liet een
schamper lachje horen. “U had mij al afgeschreven op het moment dat
u mij zag,” had de boom de waarheid erg goed door.
Schoonebeek
voelde zich een tikje betrapt. Maar hij herstelde zich. “U zou mijn
ballen niet eens kunnen torsen,” spotte hij.
“O,” reageerde
de boom. “Heeft u er veel, ballen?”
“Elk jaar een
paar minder,” antwoordde Schoonebeek zonder veel animo. “Maar ik heb
er dit jaar weer wel een paar bijgekocht.”
“Kleur?” Het
klonk kil en zakelijk.
“Rood. Rood en
groen zijn de kerstkleuren.” Schoonebeek wierp nog eens een blik op
de armelijke spar. “Maar het groen zou daarbij van u moeten komen.”
En juist toen hij meende dat de kandidaat-kerstboom begon blozen,
mengde zich een derde stem in het gesprek.
“Deze maar
doen?” Een kwieke jongen in een blauwe overal pakte de schrale spar
al op. “Voor achttien eurootjes is ie de uwe.”
Schoonebeek
moest even iets wegslikken, toen hij de boom een vette knipoog zag
geven. Net voordat hij zich omdraaide en ras het tuincentrum uit
beende. |