Kerstroes
Onder de boom
van zijn zwager zat Schoonebeek in stilte het eten, de wijn en een
eenzame kerst te verteren. Zijn buik en zijn hoofd borrelden om het
hardst.
“Gaat het een beetje?” informeerde zijn
zwager. Die niet echt zijn zwager was, omdat Schoonebeek al meer dan
tien jaar geleden het leven van ’s mans zuster uitgebonjourd was.
Dat was toentertijd een heel drama geweest, waarbij de voormalige
zwager zich op zeker moment nog vrij hardhandig naast zijn beminde
zuster had moeten posteren. Maar ’s anderendaags realiseerde
Schoonebeek zich dat zijn boosheid eerder ontsproten was uit het
schokkende feit dat zijn vrouw de sleutel van de drankkast had
verstopt. En veel minder omdat hij op het punt stond zijn eeuwige
liefde te verliezen. En daarom had hij zich na verloop van tijd weer
met de zwager verzoend. En bezocht hij hem op momenten dat zijn ex
daar niet verwacht werd. Dat was steeds goed gegaan.
Toen er geen
reactie kwam, boog de zwager zich een beetje bezorgd over
Schoonebeek heen. Die licht schokschouderde.
“Misschien
moesten we toch maar even een dokter bellen,” hoorde Schoonebeek de
zwager vanuit de verte opperen.
“Ben je gek, hij
is gewoon bezopen,” klonk al even ver weg de stem Annemarie. Zij was
des zwagers vrouw en bekeek gewoontegetrouw de zaken iets
praktischer dan haar man.
De zwager was
evenwel niet overtuigd. “Maar die bewegingen dan? Misschien heeft
hij wel een hersenbloeding of zoiets.”
“Als er bij hem
ooit iets bloedt, dan zal het zijn maag zijn,” diagnostiseerde
Annemarie voor de vuist weg. “Want op een hart of op hersenen heb
ik hem althans nog nooit kunnen betrappen.” Ze kuste haar man
lief in de nek. “Kom, laat ’m nou maar gewoon zo liggen. Dat trekt
allemaal wel bij.”
“Denk je?”
informeerde de zwager laf. Het klonk alsof hij blij was met elk
antwoord dat hem van zijn verantwoordelijkheid ontsloeg. Toen
Annemarie haar uitspraken nog eens voor hem bevestigde, stond hij
dan ook opgelucht op. En volgde haar gedwee naar de keuken. Om te
gaan afwassen.
Intussen voelde
Schoonebeek hoe zijn kransslagader zich geleidelijk aan met maagzuur
vulde.
“Dat gaat niet
goed,” wilde hij zeggen. Maar hij kreeg zijn lippen met geen
mogelijkheid in beweging. En terwijl zijn hart noest de brandende
maagsappen begon rond te pompen, dacht hij dat het al met al wel een
mooi einde was. Zo bij familie onder een kerstboom. Alleen jammer
dat ze nu niet naast hem zaten. En een hand vasthielden. En zijn
hoofd betten. Dat soort dingen. Maar ja, je kunt niet alles hebben
in het leven. En bij de dood blijkbaar ook niet.
Met een
allerlaatste inspanning opende hij één oog. En ontwaarde door veel
troebel vocht een takje met een bal eraan. En een engel die
neerdaalde. Waarna de pijn héél langzaam wegebde. Totdat er niets
meer van over was. En er alleen nog een lichtelijk verkrampt lichaam
onder een vrolijke boom lag.
In de keuken
maakte de zwager zich zorgen. En zette Annemarie dan toch de deur
naar de kamer maar op een kiertje. Man en vrouw keken elkaar aan. En
schudden het hoofd.
“Jezus, wat kan
die vent snurken!” lachte de vrouw. Waarop de zwager instemmend zijn
afwasborsteltje hief. |