Kinderen
Meestal probeert
Schoonebeek een rustig moment uit te kiezen voor zijn wekelijkse
boodschappen bij ’s lands grootste kruidenier aan de Lochtstraat.
Een bezoek aan de supermarkt mag wat hem betreft in volstrekte
eenzaamheid passeren. En het was er stil. Want de scholen zouden zo
beginnen. Waardoor moeders in de hele stad druk bezig waren met het
reisklaar maken van hun kroost.
Zo kon Schoonebeek
in alle rust zijn vlees en kaas uitkiezen, zijn lege flessen
inleveren en in alle gangen zijn wagentje volladen met wat hij wel
eens nodig zou kunnen hebben deze week.
Alleen bij de kassa
stond een rijtje. Nou ja.
De oudere vrouw voor
hem had slechts een boodschap of vijf weten te vergaren. Dus dat
schoot op. En toen Schoonebeek zijn waren uit mocht stallen, stonden
er alweer twee gemiddeld beladen karretjes achter hem, eveneens
bestuurd door eenzamen.
En toen kwamen de
kinderen. Het waren er twee. Een meisje van een jaar of vier met een
jonger broertje. Omdat het jongetje al eerder averij had opgelopen
in het leven, werd zijn gezicht ontsierd door een drietal pleisters.
Met afbeeldingen van dinosauriërs. Ze kropen gieberend onder de
lopende band.
'Stomme koe!' riep
het meisje uitbundig.
Waardoor Schoonebeek
spontaan ergneutraal begon te kijken.
'Stomme koe kassa!'
jubelde het broertje mee, zonder zich om de grammaticale juistheid
van zijn uitingen te bekommeren. En ook de caissière werkte
zwijgzaam voort, Schoonebeeks artikelen langs het alziend oog
voerend.
Teleurgesteld door
het geringe effect van hun uitspraken, gooiden de kinderen het over
een andere boeg.
'Stomme
drollepoeppieskassakut,' grolde het meisje, waarom haar broertje
zeer moest lachen.
'Stomme plaskassa,'
probeerde hij haar hulpeloos te overtreffen. Waarop hijzelf wederom
in gieren uitbarstte. Maar in je eentje lachen is ook maar niks. En
het tweetal besloot Schoonebeek en de caissière eens wat nader bij
hun grollen te betrekken. Voorzichtig verscheen er een klein handje
boven de band dat tussen de waren graaide. Totdat het grip kreeg op
een doosje toast. Dat in de diepte verdween. Maar nu werd het de
caissière te gortig.
'Wil je dat wel eens
laten,' liet ze haar stem lekker overslaan. 'Zet die boodschappen
terug!' En ze kleurde heel mooi rood. Zodat Schoonebeek besloot haar
te hulp te schieten. Het waren per slot van rekening zijn
boodschappen.
'Geef terug,'
commandeerde hij, vergeefs pogend enige authentieke barsheid in
zijn stem te laten doorklinken.
'Niet doen. Niet
geven,' hoorde hij het meisje sissen. Waarop het broertje zijn 'stomme
plaskassa' nog eens in de strijd wierp. Het meisje begon nu eens
flink tegen Schoonebeeks boodschappenwagentje te schoppen.
'Stomme vent, stomme
vent,' scandeerde ze mooi in de maat. En Schoonebeek haalde zich
vlug alle didactische literatuur voor de geest die hij ooit,
gedwongen, verslonden had. Om zijn woede in geweldloze banen te
leiden.
Inmiddels was de
caissière uit haar cockpit gekomen, om het pak toast te heroveren op
de jongen die aan haar kant van de transportband was verschenen.
Waar hij intussen lelijk klem zat tussen de kassa en het rek met
kauwgum en rollen pepermunt. En juist toen ze de kleine met een fel
'Hier dat ding' de boodschap ontrukte, klonk verderop een zachte
vrouwenstem.
'Ach Thomasje. Zit
je vast?' En Thomasje zette het prompt op een strategisch huilen.
'En doet die stoute
mevrouw nou jouw pakje afpakken?' vervolgde haar speurtocht naar de
waarheid zich langs eigenaardige wegen.
'Het was eigenlijk
mijn pakje,' bracht Schoonebeek hulpvaardig in het midden. Hetgeen
hoogmoedig werd genegeerd.
'En doen nu al die
mensen zo boos tegen jou?' wilde ze nog weten, voordat ze het ventje
met zachte hand uit zijn benarde positie verloste.
Toen Schoonebeek
even later zijn boodschappen over twee dozen stond te verdelen,
kwamen ze weer langs. Thomasje huilde met grote uithalen en zijn
zusje liep gedwee zwijgend naast haar moeder. En ze schopte in het
voorbijgaan nog één keer tegen Schoonebeeks karretje, terwijl ze 'Stomme
vent' siste. Hetgeen de moeder wederom niet hoorde. |