De klap
Het aardige van
een klap is dat je hem altijd ziet aankomen. Maar jammer genoeg wel
pas op een moment dat het te laat is. Zo van “ai, dit wordt een
klap”, terwijl je er niets meer aan kunt doen.
Schoonebeeks
spieren spanden zich toen hij de auto op zich af zag komen.
Hoewel,
eigenlijk stond de auto stil. Het was Schoonebeek die met een
noodgang op de voorligger af stoof. Hij had niet gezien dat er een
rijtje van drie auto’s midden op de weg stond te wachten, totdat de
voorste linksaf kon.
Want in
Schoonebeeks hoofd speelde zich inmiddels een heel ander scenario
af. Als kind van de Verlichting redeneerde hij het probleem
vliegensvlug weg. Dat gebeurde in vijf stappen.
Stap één: ik
rijd op de doorgaande weg tussen Hoeven en Oudenbosch. Je mag hier
tachtig, dus iedereen rijdt ook tachtig.
Stap twee: de
auto’s voor en achter mij rijden op de dezelfde weg en volgen
dezelfde voorschriften – en waarom zouden zij niet?
Stap drie: de
wagen vóór mij komt met hoge snelheid op mij af. Waarom rijdt die
gek achteruit op een weg als deze? Daar heeft hij vast een goede
reden voor.
Stap vier:
iemand die achteruit rijdt, kijkt in zijn achteruitkijkspiegel en
geeft aan iedereen voorrang. Hij ziet mij en schat in dat hij nog
net op tijd zijn auto achteruit een oprit in kan leiden.
Stap vijf: het
is het verstandigst om onder de gegeven omstandigheden maar gewoon
door te rijden. Zo breng ik de automobilist vóór mij niet in
verwarring. En ik loop ook niet het gevaar dat er iemand achterop
mij knalt. Niets doen is altijd de beste oplossing.
En zo kon het
gebeuren dat Schoonebeek zonder vaart te minderen op de drie
stilstaande auto’s vóór hem af racete.
‘Die auto staat
stil,’ sprak plotsklaps de hoogbejaarde man in de passagiersstoel.
Er restten nog
zo’n veertig meter. Hebt u enig idee hoe kort veertig meter zijn als
je tachtig rijdt? Op hetzelfde moment dat Schoonebeek het rempedaal
beroerde, zag hij voor het eerst de klap aankomen. Die anderhalve
seconde later dan ook daadwerkelijk arriveerde.
Waarna in
Schoonebeeks hoofd slechts poëzie zong. Fraaie verzen hoorde hij.
Van Gorter, Marsman en vooral Lucebert:
bruisdroom uwe
lohengrijns primeurprix
of meten de maan
de maten van de maker
haagnaam bijv.
bij velen
of noom ope de
pappa
eemer
1 - 10 - i -
theder trap
wie zoo zoo zo
lis wie
wiezois assus
quikema maases
ssssssssssssssss
zi - zi
Waarna hij weer
prettig wakker werd. Maar dat was wel dagen later.
_________________________________________
De regels
van Lucebert komen uit de Amsterdamse school (1952),
zoals
genoteerd in Verzamelde gedichten (2002)
|