INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Laatste eer

Op de dag waarop Schoonebeek de laatste eer moest gaan bewijzen, regende het – precies zoals dat hoort in de literatuur. Schoonebeek keek dan ook tevreden omhoog toen hij uit de taxi stapte die hem bij het crematorium in Breda had afgeleverd.

“Mooi,” mompelde hij.

De overledene was een Brabantse schrijver die Schoonebeek eigenlijk alleen kende van een paar voorlezingen in Tilburg (De Vorst, Zaal 16) waarna zij telkenmale intens onderdoken bij Kandinsky.

En nu was ie er dus niet meer. Zomaar op een ochtend ermee opgehouden. Het hart, hè.

Tja.

Schoonebeek was gebeld door iemand van de krant, die hem verteld had dat er een overlijdensbericht was aangeboden. En dat de naam van de bevriende schrijver er in hoofdletters vermeld stond. Ja, en toen had Schoonebeek die taxi maar besteld.

In de hal van de uitvaarttempel was het een drukte van belang. Veel Bredaas volk, dus niet dat Schoonebeek daar nou zo veel aan had. Maar goed. Hij was hier voor de gesneuvelde vakbroeder en niet om een kennissenkring te onderhouden. Er drentelde wat jong spul tussen de meute en er waren relatief veel mannen. Mannen met buiken en open kragen. Zodat je je er makkelijker een stuk in kon drinken. Vrienden van de schrijver, begreep Schoonebeek.

In de aula klonk muziek van Sting. Tenminste, dat hoorde hij fluisteren – dat het Sting was.

En toen verscheen de obligate man de Dela ten tonele die Schoonebeek en de naasten van de overledene een warmhartig welkom bleek toe te dragen. Met name zijn weduwen moesten genoemd worden. De schrijver had er drie. En zijn kinderen. Ook drie. Van elke weduwe één.

Schoonebeek zuchtte. Wat moest die man een moeilijk leven gekend hebben. Drie vrouwen, die natuurlijk allemaal op zijn onderhoud zouden staan en drie zonen van wie er nog eentje studeerde en dus handenvol geld kostte. Je hart zou het voor minder begeven.

En hij dacht terug aan zijn eigen kinderen. Die niet alleen alledrie keurig uit één en dezelfde vrouw ontsproten waren, maar die bovendien steeds braaf met hun studie begonnen zodra de voorganger er de brui aan gegeven had. Kwestie van gezinsplanning.

Toen het laatste kind op kamers ging had Schoonebeeks echtgenote hem langdurig aangekeken. En hem tenslotte de dringende vraag gesteld, of hij dit geen mooie gelegenheid vond om ook eens op zichzelf te gaan wonen. Schoonebeek voelde het retorische karakter van de vraag indertijd feilloos aan en betrok een etage aan de Spoorlaan.

Hoe zou dat bij de schrijvende vriend gegaan zijn? Hadden de relaties elkaar ernstig overlapt? Waren die kinderen min of meer even oud?

Een jongen betrad het spreekgestoelte, of eerder een man eigenlijk. Zo tegen de dertig, schatte Schoonebeek. Het was de oudste zoon. Die zijn vaders weinig benijdenswaardige doopceel lichtte. De man was zo te horen niet bijzonder onder de indruk van de verdienste van zijn verwekker. Het falende huisvaderschap domineerde zijn overpeinzingen zozeer, dat Schoonebeek zich afvroeg of de familie wel geweten had, dat de schrijver ook schrééf. Het ging er in ieder geval niet over.

Ook de jongste der weduwen, een blondine die zichtbaar jonger was dan de oudste zoon, vermeed in haar snikkende betoog ’s mans wereldlijke verdiensten.

Waarna Schoonebeek een ogenblik vooruitpeinsde naar zijn eigen crematie. “Een paar deuntjes van Mozart en een borrel toe,” zo had hij de ceremonie ooit omschreven. Maar nu twijfelde hij of het zo wel zou lopen. Wie zouden er allemaal willen spreken? Om op de valreep nog guaw even hun gram te halen?

Hij huiverde.

En concentreerde zich weer op een nieuw nummer van Sting. En bij het verlaten van de aula, beende hij spoorslags het gebouw uit en belde zijn taxi.

En betoonde zodoende zijn laatste eer door deze eenkennige familie te rug toe te keren. Hij keek op zijn horloge. Het was drie uur. In Tilburg opende Kandinsky zijn deuren.