INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Lamskoteletjes

Schoonebeeks broer is een beetje een sul. Echt zo iemand met de persoonlijkheid en de diepgang van de natgeregende Telegraaf van gisteren: hij verkondigt van tijd tot tijd wel iets, maar doorgaans is het vluchtig en oppervlakkig en tegen de tijd dat hij het eindelijk durft te opperen komt het er nog eens redelijk verwaterd uit ook.

Nee dan zijn schoonzus. Die staat tenminste ergens voor. Weliswaar steeds voor het verkeerde, maar goed. Het is beter dan niks, denkt Schoonebeek maar. En hij leert er bovendien vrolijk zijn eigen lesjes van.

Zo is hij, sinds zij volgeling is geworden van een club die de bevrijding van aaibare mededieren nastreeft, een fervent liefhebber van lamskoteletjes. Het vlees is lekker mals en als men er rode-wijnsaus of meegebakken knoflook bij serveert kan zijn avond niet meer stuk. Alleen het vooruitzicht dat hij binnenkort zijn schoonzus weer kan verhalen over de verfijnde smaak van die kleine, mekkerende spring in ’t velds, vermag de feestvreugde nog verhogen. Alsmede een flesje droge witte wijn natuurlijk. Want Schoonebeek weet hoe het hoort: bij het lam gods drinkt men géén duvel.

Dat gaat al jaren goed. Steeds nieuwe lammetjes hebben hun weg langs Schoonebeeks smaakpapillen gevonden. Tot wederzijds genoegen, zo meende hij steeds.

Maar nu hebben de lammeren dan toch terug geslagen.

Het gebeurde toen hij des avonds in de keuken een tweede flesje bier ging halen om de nacht mee in te zetten. De slokken smaken allemaal eender en allemaal goed. Maar verderop in zijn lijf ging het mis. Het leek wel of er niets meer bij kon!

Bezorgd liet Schoonebeek zijn blik langs zijn middenrif dwalen. Zijn toch al niet zo kinderachtige buik, leek wel een zware bovenbuurman te hebben: zijn maag puilde zowat onder wijn ribben vandaan. En de laatste slokken bier werden met een onverbiddelijk “vol is vol” welhaast de toegang geweigerd. Het is dat Schoonebeek zo’n sterk karakter heeft, anders had hij het halfvolle flesje gewoon laten staan. Maar toen hij de laatste druppels bier met volharding naar binnen had gewerkt, moest hij inenen toch een beetje aan die dikke man van Monty Python denken. (Was het in The meaning of life?)

En hij besloot de rust van het bed op te zoeken.

Wat geen goed idee was. Want daardoor kreeg zijn maaginhoud opeens zicht op een uitgang.

De verkeerde.

En hoewel hij zich tien minuten later met een lege maag wederom te bed wilde begeven, herhaalde het proces zich nog een keer of drie. Zonder zichtbaar resultaat weliswaar, maar dat maakte de operatie alleen maar pijnlijker.

Het werden een droeve vierentwintig uur die volgden. Die Schoonebeek als een echte man doorkwam: in bed en zich voortdurend beklagend.

Maar ja, in Schoonebeeks leven is er niemand om zich onder dergelijke omstandigheden tegen te beklagen. En daarom bekloeg hij zich in stilte.

Pas laat in de volgende middag waagde hij het om zijn dochter te bellen. Die opgewekt meldde dat tante Jet juist op bezoek was – de levensgevaarlijke schoonzus – die zich onmiddellijk bereid verklaarde om wel even langs te komen.

En dat deed ze nog ook.

Zodat Schoonebeek, of liever de vaatdoek die hij nu was, een halfuurtje later zijn symptomen voorlegde aan de Heks van de Riethoek.

‘Ik dacht al zoiets,’ lachte de karonje opgewekt. ‘En ik heb ook iets voor je meegebracht. Om je zinnen te verzetten.’ Waarop ze Schoonebeek een tasje van de video-uitleen ter hand stelde. En waar Schoonebeek een tikje bibberig een dvd uithaalde die The silence of the lambs heette.

‘Hij moet wel morgen terug hoor,’ sprak de pokdalige toverkol, voordat ze op haar bezem stapte.