Leeftijd
Schoonebeek is
gemiddeld zo’n jaar of vierenvijftig. Maar da’s inderdaad een
gemiddelde. Met uitschieters naar boven en naar onder die soms wel
zo’n twintig jaar kunnen omvatten. Het laatste halfjaar is hij
voortdurend vierendertig geweest. Levenslustig, zin om dingen te
ondernemen, geïnteresseerd in kunst en muziek en vooral veel
nieuwe poëzie. Hij heeft poëzieavonden bezocht met veel dreun en
heisa op de achtergrond. En hij vond het prachtig. Hij wierp
belangstellende blikken op dames die zijn dochter konden zijn. En
realiseerde zich pas weer hoe oud hij werkelijk was, als er eentje
belangstellend informeerde: “Moet ik u ergens van kennen, mijnheer?”
Mijnheer. Tegen
iemand die maar een paar jaar ouder was. Tss.
Maar sedert een
week is hij inenen weer erg vierenzeventig. Hij wil niemand zeggen
hoe dat plotseling zo gekomen is, maar ze zien het natuurlijk wel,
de vrienden die ook allemaal gemiddeld middelbaar zijn.
Van de week
stond er een interview met Jack Nicholson, ook alweer zeventig
intussen, in de krant, waarin hij zichzelf wanhopig middelbaar bleef
noemen. En wist dat middelbare mannen (mannen van zeventig dus)
eigenlijk nog maar één wens hebben: nog één keer zo echt helemaal
verliefd zijn. Strandwandelingen maken, alleen jij, zij en een fles
wijn. De liefde bedrijven in de duinen. Lachen om dingen die anderen
niet begrijpen. Eén bepaald liedje “ons liedje” kunnen noemen.
Natuurlijk,
zulke dromen heeft Schoonebeek ook weleens. Maar dan toch vooral als
hij vierendertig is. En dan, het blijven dromen, want dat strand,
daar wilde het alsmaar niet van komen. Maar nu, met vierenzeventig, wenst hij zich
niets van dat alles. Hij beziet jonge vrouwen met een blik van “wat
was daar ook alweer mee?” Slechts de wegen naar zijn koelkast en
naar zijn stamkroeg kunnen hem nog bekoren. Maar verder. Ach, het
zou wat.
In het stamcafé
loopt hij zijn goede vriend Nico tegen het lijf. Maar bij Nico is de
slinger des levens nou juist een tijdje terug naar de andere kant
uitgeslagen. Hij is nu vierendertig. En scheelt daarmee een half
mensenleven van de Schoonebeek van deze week.
Nico is
afgelopen vrijdag naar 013 geweest. Weliswaar naar een jazzavond van
het gezelschap Gare du Nord, maar bij nader inzien werd er door de
heren musici toch nog heel wat afgerockt. Canned Heat en Ten Years
After kwamen langs. Daar had Nico niet op gerekend, maar de
afwisseling was hem tenslotte toch heel welkom geweest.
“Klonk het niet
erg hard?” vroeg Schoonebeek met een dun stemmetje dat eigenlijk
naar een Duvel hengelde.
“Ja man! Je
broekspijpen trilden ronde je benen op de maat van de bas!
Geweldig!”
Nou kon
Schoonebeek zich daar even niet zo heel veel geweldigs bij
voorstellen, maar hij wilde het jeugdige plezier van zijn vriend ook
weer niet meteen al te zeer frustreren. “Deden ze ook nog iets aan
jazz?” vroeg hij daarom maar, hoewel hij heel dat 013 eigenlijk
liefst zo snel mogelijk wilde vergeten.
“Zeker,” kwam
het antwoord met een fikse schep geestdrift. “Sex ‘n’ jazz,
bijvoorbeeld en een nummer waar Marvin Gaye op meezong.”
Schoonebeek
zuchtte. “Marvin Gaye is dood,” vonniste hij meedogenloos.
Maar dat wist
Nico ook. “Ze hadden zijn stem gesampled.”
En toen haakte
de vierenzeventigjarige Schoonebeek af. Terwijl hij een paar maanden
geleden, zelf vierendertig, nog naar Spinvis en de Kunst van het
Samplen was wezen luisteren. Maar ja, dat was wel veertig jaar
geleden.
“Weet je wie ook
dood is?” vroeg hij daarom maar.
Nico haalde zijn
schouders op.
“Neil Aspinall.”
“Maar die moet
toch al minstens honderd geweest zijn?”
“Drieënzestig,”
sloeg Schoonebeek er een slag naar.
En da’s best wel
jong, vonden ze toen allebei. |