INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Lek

Schoonebeek heeft al jaren een wasmachine. Waar hij erg tevreden over is. Dat wil zeggen: van tijd tot tijd doet Schoonebeek een wasje en dat komt er dan altijd natter en schoner uit dan het erin ging. Geen klachten dus.

Tot drie dagen geleden. Toen kwam er inenen een vieze plas onder het apparaat vandaan.

Een lek.

In het begin was Schoonebeek daar nog best een beetje opgetogen over. Voorzover hij zich kon herinneren, was hij niet eerder de eigenaar van een heus lek geweest. Maar bij de tweede wassing ging het hem al vervelen. Zo’n lek gaf toch een hoop rompslomp. En daarom besloot hij de witgoedleverancier maar eens te bellen.

‘Ik heb een lek in mijn wasmachine,’ legde hij uit.

‘Welk merk is het?’ vroeg de dealer.

‘Het lek?’ deed Schoonebeek zijn best. ‘Ik heb geen flauw idee.’

De andere kant zuchtte. En Schoonebeek begreep dat hij met andere informatie moest komen. En liep met telefoon en al naar de badkamer.

‘Er staat AEG op,’ deelde hij mee. ‘Is dat ergens een afkorting van?’

De winkelier had geen idee. Maar beloofde wel dat hij een mannetje zou sturen.

En nu was dat mannetje er dan.

‘Wanneer hebt u de masjien voor het laatst schoongemaakt?’

Schoonebeek dacht na. Schoongemaakt? Zo’n apparaat moet toch juist zelf iets reinigen? Daar had hij toch niets mee van doen? Hij deed de monteur kond van zijn overwegingen.

De monteur lachte op een manier waarvan Schoonebeek meteen wist dat het schamper was. En wees hem op waspoederklonten in een paar onduidelijke leidingen. En Schoonebeek maar denken dat zeep nou juist als belangrijkste eigenschap had dat het in water oploste en dingen schoonmaakte.

‘Dit zit nou dus allemaal vol met enzymen en bacteriën,’ doceerde de technicus. "En die groeien maar door. Tot heel de masjien dicht zit.'

Schoonebeek deed een stapje achteruit. Zijn wasmachine, eens een braaf en hardwerkend toestel, leek nu ineens meer op een vuile bom. Zo’n ding waar onverlaten ooit de metro van Tokio mee volpompten.

‘Kunt u de machine niet meenemen?’ opperde Schoonebeek.

Maar daar kon de monteur toch echt niet aan beginnen. Hij vroeg om een emmer en begon met bakjes, slangetjes, trommels en roosters te manipuleren.

Schoonebeek trok zich terug om een stukje te gaan schrijven voor zijn dagblad. En daar dronk hij gewoontegetrouw wat bij. En nog wat. En nog.

Totdat op een zeker moment de monteur ineens naast hem stond.

‘Het monster is bedwongen. De aliens zijn uitgeroeid.’ Tenminste, dat verstond Schoonebeek. En hij tikte de woorden braaf over.

Toen het stukje af was, ging hij eens poolshoogte nemen in de badkamer. Waar de waschine stond te glimmen. Met naast zich een emmertje met vieze witte drab. De enzymen en bacteriën, begreep Schoonebeek. De aliens.

Schoonebeek zuchtte. En nam het hengsel van de emmer voorzichtig tussen duim en wijsvinger. Hij liep ermee de trap af, de deur uit en de straat op. En twee deuren verder, bij die vermoeiende weduwe Van Dam, zette hij het emmertje neer. Vlak voor de deur.

Niet te missen.