Lente
Volgens
Schoonebeek ligt het aan het voorjaar. Maar het kan natuurlijk net
zo goed de leeftijd zijn. In ieder geval is hij al weken niet meer
vooruit te bránden. Moe, moe, moe. En nergens zin in. Gisteravond
bijvoorbeeld, zette hij om elf uur nog een flesje Duvel ongeopend
terug in de ijskast. En ging naar bed. Slapen.
Vroeger, toen
Schoonebeek nog werkte was dat wel anders. Hij had ooit een collega
(nee, nee, niet bij Gods Eigen Tilburgse Leergangen – daarvóór nog.
Toen hij in de randstad werkte) die ieder jaar op 21 maart de
lerarenkamer binnenstapte met de juichende kreet: “’t Is lente, ’t
is lente, ‘k heb juk aan m’n instrumenten!” En hoewel de woordkeus
zeker niet des Schoonebeeks was, kon ie er zich indertijd ergens wel
iets bij voorstellen. Een nieuwe lente hoefde zich niet echt op te
dringen.
Maar
tegenwoordig, nee. De vermoeidheid doet zich bijna de voltallige
vierentwintig uur van de dag gevoelen. Meestal wordt hij én om drie
uur én om vier uur én om vijf uur wakker. Waarna hij telkens een
klein halfuurtje dodelijk vermoeid naar het plafond ligt te staren.
Hij probeert dan rust te vinden in herinneringen. Aan geliefden. Of
aan hen die dat hadden moeten zijn. Aan boeken die hij gelezen
heeft. Aan gedichten die hij nooit geschreven heeft.
de nacht ademt
zwaarder terug
dan een balg van
ossenhuid
futloos
warmademig en droog
en al ontmand
voordat hij balg was
En meer dan dat
fraais. Pas als de ochtend naakt, krijgt de slaap hem te pakken.
Maar ja, dan is het te laat. Halverwege de morgen wordt hij van
ellende en vermoeidheid wakker. En staat op. En drinkt ijskoud
grapefruitsap. Zet koffie. En bakt een ei. Dat hij zinloos in de pan
laat verkommeren.
Daarna leest hij
de krant. En pakt een boek en valt in slaap. Waarna het hele ritueel
zich ’s middags om een uur of drie weer herhaalt.
Om vijf uur
verlaat hij zijn woonst om ergens een kroket of een balletje gehakt
te gaan eten. Bitterballen kan ook. En hij drinkt daar twee koude
Duvels bij. Het is een ontbijt dat bij menigeen tot schuldgevoel zou
leiden. Maar daar heeft Schoonebeek de fut niet voor. Voor
schouderophalen trouwens ook niet.
Zo tegen zevenen
komt hij dan weer thuis. Met slepende tred en een krant onder de
arm. Soms Het Parool, meestal een NRC. Daar leest hij
nog een paar koppen uit. En een enkele columnist. Dan dommelt hij
nog wat en rond half elf haalt hij een laatste Duveltje uit de ijskast.
Dat gisteren dus onverrichter zake weer terug mocht.
Schoonebeek is
niet gelovig. Maar stiekem bidt hij vlak voordat hij in slaap valt,
toch nog even vlug om een volgend seizoen. Eentje zonder voorjaarsmoeheid. |