Leraar
Maandagmorgen, Tivolistraat. Hoewel het al de hele
ochtend miezerde, droeg de man geen regenjas. Schoonebeek schatte
hem in als een stevige veertiger, enigszins kalend en strak in de
kleren. Het gestaag uitdijende lijf, bleef de kledingaankopen
telkens net een maatje voor. Toen de man Schoonebeek zag, die zich
juist naar huis spoedde, stak hij zijn hand op. En kwam breed
lachend op hem af.
'U
bent Schoonebeek,' sprak hij hevig overtuigd. Wat Schoonebeek graag
toegaf.
'Ik
ben ook leraar,' vervolgde de man samenzweerderig. 'Net als u.'
'Geweest,'
corrigeerde Schoonebeek gelaten. 'Ik doe er niets meer aan.'
'Dat
zegt u treffend,' glunderde de leraar. 'Alsof het om een religie
gaat. En dat is ergens ook zo. Soms doe je er niets meer aan, maar
het blijft wel bij je.'
Inmiddels was Schoonebeek koortsachtig op zoek naar 's mans
ergens. Ergens was het zo. Ergens is iederéén van de ratten
besnuffeld. Maar waar precies?
Omdat de leraar vakmatig Schoonebeeks gezicht las, volgde weldra
enige uitleg.
'Welk
vak hebt u gedoceerd? Nederlands, meen ik me te herinneren. Toch?'
Schoonebeek kon alleen maar schuldig pleiten.
'Een
mooi vak,' streelde de leraar goedmoedig. 'En zeer illustratief als
voorbeeld. Door uw gedegen kennis van de moedertaal, heeft de
wereld ook ooit aan úw voeten gelegen. Zeker twintig jaar geleden,
toen u begon. Journalistiek, reclame, voorlichting, commerciële
tekstproductie. U had het allemaal kunnen gaan doen. Maar u hebt
voor het onderwijs gekozen. En weet u waarom?'
Schoonebeek zweeg en voelde een lichte blos opklimmen. Hij was bang
het verkeerde antwoord te geven. Net als vroeger.
'Dan zal ik het u zeggen. Omdat u iets van een priester hebt, een
dominee zo u wilt.' En daar was Schoonebeek zelf nooit opgekomen.
'Noem
het gerust zendingsdrang,' legde de leraar uit. 'Bekeringswoede
desnoods. U wilt eigenlijk alleen maar anderen overtuigen van de
schoonheid van uw vak. En of dat vak nu Nederlands is, of tekenen,
of natuurkunde, dat doet er helemaal niet toe. U wilt uw gelijk
halen.'
'Gelijk?'
durfde Schoonebeek voorzichtig te vragen.
'Dat
u de juiste studie gekozen hebt. Het mooiste vak. Met ongekende
vergezichten. Dat moeten anderen ook zien. En dat kan in het
onderwijs.'
'Zo
heb ik het nooit bekeken,' bekende Schoonebeek niet van harte. Maar
de leraar was nog niet klaar en ging dus aan de opmerking voorbij.
'In
feite zitten er in het onderwijs helemaal geen wiskundigen, of
anglisten. Alleen maar onderwijzers. We hadden allemaal veel meer
van ons vak kunnen maken, als we er geen les in zouden geven. Ga
maar na. Al die uren van studie en onderzoek die verloren zijn
gegaan aan... ja, noem maar wat. Het motiveren van de kinderen.
Nakijken van proefwerken.'
'Vergaderen,'
vulde Schoonebeek brutaal aan. Een schot in de roos. De onderwijzer
was een ogenblik stil.
'Vergaderen,'
herhaalde hij toen in een andere toonzetting. Beschuldigend, dacht
Schoonebeek.
'Hebt u daarom het onderwijs verlaten?' vroeg hij op z'n
de-meester-is-niet-boos-maar-wel-verdrietigs. Schoonebeek haalde de
schouders op. En dat had hij niet moeten doen.
'Weet u waar onze scholen aan kapot gaan? Onverschilligheid, meneer!
Aan leraren die zich docent noemen. En geen reet geven om de
toekomst van hun kinderen. Hun eigen toekomst, ja, inkomen,
pensioen. Da's allemaal belangrijk. Maar die kinderen, die zetten
straks ons werk voort. Als we willen. En als we niet willen, dan
breken ze 't af. Kiest u maar, meneer. Trouwens, u hebt al gekozen.
Voor de afbraak. U bent gevlucht voor uw verantwoordelijkheden.'
’s
Mans overhemd was inmiddels zo doormiezerd, dat Schoonebeek twee
grote rode tepels ontwaarde. Het leken kogelgaten. En hij wist dat
hij de verstandigste keus had gemaakt. Vanzelfsprekend.
'Ieder zijn dood,' sprak hij daarom. En liep tevreden naar huis. |