Marijke
Schoonebeek zat net aan een kopje koffie op het
overdekte terras van de Korenbeurs toen de jonge vrouw passeerde. En
naar binnen keek. En hem zag zitten.
'Ik zag het meteen,' juichte ze even later. 'Dat is
meneer Schoonebeek.'
'Tja,' mompelde Schoonebeek jeukerig.
'Maar u kent me toch zeker nog wel?' wilde de vrouw
nog niet echt beledigd weten.
Schoonebeek bezag haar zonder veel vertrouwen. Een
jaar of vijfendertig, schatte hij ruimhartig. Een vriendelijk, niet
onintelligent en toch behoorlijk mooi gezicht. Rooiig haar.
'Ik heb nog bij u gestudeerd,' schoot zij hulpvaardig
toe.
'Dat hebben er velen,' wilde Schoonebeek eigenlijk
het liefst vergeten. 'Waarvan driekwart vrouwen. En daar bent u er
dan één van.'
De vrouw deed een ogenblik flink haar best om niet
sip te kijken.
'Marijke,' gaf ze toen met een glimlach cadeau.
En Schoonebeek herinnerde zich maar één Marijke. Op
wie hij hopeloos verliefd was geweest. En kansloos. Hij keek nog
eens in het mooie gezicht. Ze was sterk veranderd.
'Marijke,' zei hij daarom breeduit herkenning
veinzend.
'Nee, ik ben Marijke niet. Ik ben Carla. De vriendin
van Marijke.' Nu ze alles had weggegeven, glunderde ze in kinderlijk
blijde afwachting.
'Ach ja, Carla,' voelde Schoonebeek het verleden weer
minimaal tot leven komen. En hij keek langs haar heen, tien, twaalf
jaar terug. Marijke was zijn grote liefde. Ambitieus en slim. En
lief. En in haar vierde jaar haakte ze plotseling af. Terwijl ze net
met Schoonebeek haar plannen voor een scriptie had besproken. Haar
vriend vond dat hij onderhand een keer aan de beurt was.
Schoonebeek slikte een oeroude brok weg.
Ze had een vriend! En Schoonebeek voelde drie jaar
zwijgzame liefde uit zich weglopen. In zo’n klein plastic zakje met
"love drain" erop. Ze huilde toen ze het vertelde. Om haar studie.
En Schoonebeek huilde nadrukkelijk niet. Om haar.
En toen kwam Carla. De onopvallende vriendin. Die
vertelde dat Marijke op een telefoontje zat te wachten. Van
Schoonebeek. Om weer te beginnen.
Maar Schoonebeek belde niet. Ze had immers een vriend.
En Marijke verdween uit zijn leven. En Schoonebeek lummelde door
tussen de lieve studentes die nooit verliefd op hem waren. Ook niet
toen hij in de middenlevenscrisis verkeerde en het zo nodig had.
En hij keek weer naar Carla.
'Hoe is het eigenlijk met Marijke?' informeerde hij
nostalgisch.
'Ach, een beetje aan lager wal eigenlijk. Die vriend
is al jaren bij d'r weg. En ze werkt nou ergens in een bar of zo. Zo
eentje waar ik niet graag zou komen.'
'O, zo eentje,' probeerde Schoonebeek wereldwijs te
klinken. En hij voelde zich inenen heel verdrietig worden. Dag
Marijke, snikte hij in stilte.
'En hoe gaat het met jou?' vroeg hij toen,
uitsluitend voor de statistieken.
'Nu weer goed,' grinnikte ze verlegen. 'Leuke baan.
Hier aan het Willem II-college. Maar ik ben na mijn studie vele
jaren ongelukkig geweest van liefdesverdriet.'
'Dat moet dan wel een heel erge liefde geweest zijn,'
sprak Schoonebeek badinerend.
'Och, ik hield zoveel van je,' bekende ze net iets te
opgewekt. 'En weet je wanneer dat over ging?'
Schoonebeek keek even driftig om zich heen en wist
niet zeker of hij het wel wilde weten.
'Toen ik dingen van je begon te lezen,' riep Carla
verrukt. 'Toen zag ik eigenlijk pas dat jij ook maar gewoon een
klein, zielig mannetje bent. En het was meteen over.'
Ze sprong van opgekropte blijdschap een klein gaatje
in de lucht.'
En Schoonebeek moest plotseling zeer naar de w.c. |