CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Meesterstuk

Sinds Anna Enquist stelt Schoonebeek niet meer zulke bijzonder hoge eisen als iemand roept dat hij een meesterstuk heeft geschreven. Een titel is gauw bedacht. Maar van de week werd hij dan toch aangenaam getroffen door een tweetal jonge auteurs met nog een flinke berg toekomst in het verschiet. De jongeman schreef gedichten, zijn vrouwelijke evenknie verhalen. Maar de twee hadden evengoed niks met elkaar te maken.

Een jaar geleden had de jongen al eens wat gedichten laten lezen, die Schoonebeek destijds met veel gevoel voor diplomatie had geretourneerd. Maar de jonge dichter had zich duidelijk gelaafd aan Schoonebeeks commentaar dat er kort gezegd op neer kwam, dat als een mens niets te melden had, hij dat ook niet in poëzie hoefde te doen. En nu kreeg hij gedichten te lezen die de vrucht van alle kritiek hadden doen ontkiemen. Misschien dat Schoonebeek er binnenkort toch eens iets mee ging doen.

Bij de jonge vrouw lag het een tikje anders. Schoonebeek wist al jaren dat zij kon schrijven. En hoewel zij dat zelf misschien ook wel een beetje vond, hield ze angstvallig alle boten af. “Onvoldragen”. “Te fragmentarisch”. “Later misschien.” Zo angstvallig dat Schoonebeek eigenlijk de hoop al goeddeels had opgegeven.

Maar nu kwam ze dan eigener beweging met een verhaal dat hij mocht lezen. “Volstrekt publicabel,” stelde Schoonebeek vast en stelde zijn gedeflateerde definitie van het begrip Meesterstuk meteen maar even flink naar boven bij. Daarna bracht hij zijn bevindingen fluks aan de getalenteerde dame over.

“Stuur er zo nog eens gauw eentje,” spoorde hij aan. “Dan gaan we daar een mooi digitaal plaatje van maken.”

Des avonds, tussen vrienden, bier en bitterballen, stak hij de loftrompet over talent onder de jeugd en de toekomst van de vaderlandsche letteren.

Zij vrienden, niet direct tot schreiens toe bewogen, poneerden wat banaliteiten over gemakzuchtige jongeren, die alleen maar rondhingen en van hoed noch rand wisten. Waarop Schoonebeek er een hautain zwijgen toe deed.

En nog weer veel later, in zijn leunstoel bij het raam, nam hij opnieuw het verhaal van de jeugdige scribente ter hand en las het nog eens twee, drie, vier keer door. Dat kon, want het verhaal was kort. Maar het vervulde Schoonebeek niettemin met zo’n ontroering om deszelfs schoonheid, dat hij daarna nog twee dagen dansend door het leven ging. Maar wel alleen van binnen natuurlijk, want een lijfelijk dansende Schoonebeek, dat was werkelijk geen gezicht. En dat wist hij zelf ook.