Jan de
Jong
Schoonebeek
________________________________
Meeuw
Op zijn
ochtendwandelingetje door dat stille en ietwat deftige dorp aan zee
komt Schoonebeek ook telkenmale over een betegeld voetpad door de
duinen dat hier tamelijk ruimhartig “boulevard” heet. Deze boulevard
eindigt bij een strandpaviljoen dat om elf uur zijn deuren opent en
waar ze heerlijke koffie met Schwarzwalder Kirschtorte serveren.
Doorgaans kan Schoonebeek zijn wandeling zodanig uitkienen dat hij
klokke elf het etablissement binnenstap en zich genoemde
specialiteit zeer doet smaken.
Maar vandaag is
hij een minuut of zes, zeven te vroeg. Hij heeft geen flauw idee hoe
het komt, maar het is niettemin onontkoombaar. De deuren van
Strandhuis de Vloedsprong zijn nog gesloten. Hij hoort hoe er binnen
hard gewerkt wordt om zijn komst, zometeen, wederom zo aangenaam
mogelijk te doen verlopen. Dat kan hij derhalve billijken.
Intussen zit er
niets anders op dan alvast op een bankje langs de boulevard plaats
te nemen en naar de zee te gaan zitten turen.
Nauwelijks heeft
Schoonebeek daar plaatsgenomen, of er strijkt een meeuw naast hem
neer. Dat kan, het is een ruim tweepersoonsbankje. Omdat de meeuw
hem verwachtingsvol blijft aankijken, ziet Schoonebeek zich
gedwongen om zelf de conversatie maar te openen.
“Goedemorgen,”
begint hij voorzichtig. Het beest zet twee kleine stapjes opzij, een
ogenblik gealarmeerd door het geluid van Schoonebeeks stem.
“Zit jij ook te
wachten tot het café opengaat?” vervolgt Schoonebeek. Waarop de
meeuw voorzichtig een piepklein beetje naar hem toe schuift. Wat hij
hoort, bevalt hem blijkbaar wel.
“Drinken vogels
hier ook koffie?” informeert hij. Waarop hem de anekdote over Willem
Kloos te binnen schiet. Toen diens vrienden na een halfuurtje in zee
zich bij hem op het terras vervoegden, vroegen ze teleurgesteld
waarom hij niet mee was gaan zwemmen. “De vissen drinken hier ook
geen koffie,” moet Kloos daarop geantwoord hebben.
Schoonebeek
kijkt nog eens naar de meeuw, die zijn oogjes nog niet van hem
afgehouden heeft. En omdat het beest daarbij de kop een beetje
schuin houdt, heeft het wel iets liefs en aandoenlijks.
In vroeger jaren
is Schoonebeek weleens in Oostende geweest, alwaar het werkelijk
barst van de meeuwen. Onlangs stond in de krant dat de gemeente iets
tegen de vogels wil doen, omdat ze overlast veroorzaken bij de
toeristen. Niemand vroeg zich af of de toeristen misschien overlast
veroorzaakten bij de meeuwen. Kwestie van prioriteiten. Bovendien
herinnert Schoonebeek zich dat zich in Oostende tenminste twintig
viskramen aan zee bevinden. Eén lange rij. Waardoor de meeuwen
onmiskenbaar gelokt worden. En om hen dan nu overlast aan te rekenen
is toch wel een beetje de wereld op zijn kop, zo meent Schoonebeek.
Zijn eigen meeuw
heeft zich inmiddels lekker door de poten laten zakken en zit nu
echt op zijn gemak op dat bankje. Naast Schoonebeek. Die overigens
al snel opstaat, als een ogenblik later het gerammel van een
sleutelbos aankondigt dat Strandhuis de Vloedsprong zijn deuren gaat
openen.
“Ga je mee?”
vraagt Schoonebeek vriendelijk. Maar het beest koestert zich in de
langzaam warmer wordende de zon en blijft gewoon zitten.
Na een
halfuurtje komt Schoonebeek weer naar buiten. Twee koppen koffie
achter de kiezen en een verrukkelijke punt Kirschtorte. In een
papieren zakdoekje heeft hij deze keer nog een klein stukje taart
achtergehouden, waarmee hij zich naar het bankje van de meeuw
begeeft. Maar die is in geen velden of wegen meer te bekennen. Die
heeft inmiddels de benen, of waarschijnlijker, de vleugels genomen.
Daarom vouwt
Schoonebeek nu het servetje open. En propt het laatste stuk taart
gauw naar binnen. Goed, het was voor iemand anders, maar het smaakt
er niet minder om.
|