INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Meisjes

De living van café Anvers was ineens groter dan Schoonebeek dacht. Toen hij zich daar op die maandagavond geïnstalleerd had, samen met een handvol getrouwen, was de zaal nog leeg. De heren eigenden zich derhalve een aangenaam ogende zithoek toe. Zo eentje met stoelen waar men niet al te diep in wegzakt. Zodat ook heren op leeftijd er op gezette tijden nog uit kunnen opstaan, zonder dat zulks tot al te pijnlijke taferelen leidt.

En terwijl zij daar zo zaten te praten – de Deventer moordzaak opgelost, de winnaars van de diverse Nobelprijzen én die Indiase mevrouw van de Booker Prize niet onbesproken gelaten – kwamen er vijf meisjes binnen. Echt zo van die meisjes-meisjes. Een jaar of zestien, zeventien. En van een spichtige giecheligheid. Zodat de zes heren in hun zithoek er niet eens hun wenkbrauwen voor behoefden op te trekken. Laat staan dat zij er hun hoofden voor moesten draaien.

Niet dat het onaardige meisjes waren of zo. Integendeel. Ze gingen hip gekleed, de spijkerbroeken strak om de smalle heupen, zoals heren dat zo graag zien. Maar ach, ze waren nog zo jong.

En dus kabbelde de conversatie voort langs allerhande belangwekkende onderwerpen. De filosofie van een uitgever van populaire poëzie, bijvoorbeeld.

Maar toen kwamen er weer meisjes binnen. Vier deze keer. Goed geluimd dankzij een prettige avond in het vooruitzicht. Schoonebeek stootte een der andere heren aan. “Meisjesavond vanavond,” wees hij.

Maar hij besefte toen nog niet hoezeer zijn woorden in rap tempo bewaarheid zouden worden. Want op het moment dat een hunner op de sterke gelijkenis tussen John Coetzee en Arnon Grunberg wilde wijzen – in hun boeken natuurlijk – kwamen er drie groepen meisjes van respectievelijk vier, drie en zeven leden de living binnengestapt. Allemaal reuzesexy gekleed voor een heerlijk avondje uit. En allemaal schoven ze langs die zes beschaafde heren naar achteren zonder hen echt op te merken. Schoonebeek, die met zijn gezicht naar de ingang zat, keek eens om waar dat spul toch allemaal bleef. Het begon daar inderdaad al een beetje vol te geraken. Maar de lichtvoetige niemendallerigheid van al die lieve wichten, bezorgde hem nog geenszins een vol=vol-ervaring. Integendeel, er kon nog meer bij.

Dat bleek. Want terwijl de conversatie geen intellectuele klippen poogde te omzeilen, kwamen er, verdeeld over een clubje of zes nog tenminste dertig meisjes het lokaal binnen. Schoonebeek keek eens naar zijn genoten. Die zo opgingen in hun gesprek onder heren, dat zij de toeloop nauwelijks schenen te bemerken.

Schoonebeek keek eens om. Achter hem krioelde het nu werkelijk van de meisjes, terwijl obers af en aan sjouwden met dienbladen vol cola. En witte wijn. Want sommige dametjes waanden zich al hele dames.

Juist toen Schoonebeek het gesprek nu toch eindelijk eens op dit eigenaardige fenomeen wilde brengen, vroeg een der andere heren hem naar zijn opinie over een uitspraak van een of andere schrijver van wie het Schoonebeek ten enenmale ontgaan was dat hij inmiddels onderwerp van gesprek was geworden.

Een schrijver. Het zou wat!

Het barstte hier potdomme van de meiden. Zag niemand dat nou? Jong en ten dele beslist nog ongerept! En dan hadden zij, deze uitgedoofde oorlogskinderen, het over literatuur! Een mens zou zich over minder verwonderen. Maar hoe hij ook zijn best deed, de conversatie wilde maar niet de vleselijke kanten des levens opgaan. En dus vestigde ook Schoonebeek zijn aandacht maar weer op boeken, bier en bitterballen. Zoals dat gewoon is onder heren.

Tegen twaalven werd er afgerekend. Nog een paar laatste opmerkingen. Hier en daar een klap op de schouder. Schoonebeek borg zijn beurs weer op en keek het dranklokaal nog eens rond. Het was er rustig. Aan het tafeltje naast hen bevond zich een ouder echtpaar. In de man herkende hij een bekende Tilburgse muziekrecensent. En helemaal achterin, weggedoken achter de trap, zaten op een tweezitsbank drie meisjes. Drie lege wijnglazen voor zich.

Verder niemand.

Schoonebeek slikte. En stelde vast dat het ondanks de werkelijkheid tóch wel een aangename avond was geweest.