Middeleeuwen
Toen Schoonebeek
op die grauwe morgen het café op het Piusplein binnentrad om daar
eens voorzichtig met koffie te beginnen, zaten er twee meisjes aan
een tafeltje met boeken erop.
Meisjes en
boeken. Mooier kon je het niet hebben.
De koffie ging
er zelfs beter van smaken. Zeker toen die twee elkaar ook nog over
de Middeleeuwen begonnen te bevragen. Dat deden ze overigens niet
voor hun lol. Zoveel was al snel duidelijk. Ze hadden die middag een
tentamen.
Schoonebeek
schudde zijn hoofd. Tentamen over de Middeleeuwen, ’t was eeuwig
zonde.
“Maar de
Beatrijs is toch een Marialegende?” vroeg de blonde aan de
donkere.
“Mirakel,”
verbeterde haar vriendin. “Het is een mirakel.”
“Mirakel dan,”
werd de blonde er wat mopperig van. “Maar waarom zegt hij dan dat
het een hoofs verhaal is?”
Schoonebeek had
geen idee wie “hij” was. Ongetwijfeld een of ander universitair
geschoold monster dat middels zijn oncontroleerbare eruditie zulke
meisjes het hof probeerde te maken. De gluiperd.
De twee meisjes
zaten nog eens hoofdschuddend door hun aantekeningen te bladeren.
Maar daar liet zich de oplossing niet zien.
“Het is
eigenlijk meer een anti-hoofs verhaal,” sprak Schoonebeek voor zich
uit, intussen via de spiegel achter de bar het effect van zijn
woorden bestuderend.
Dat bleef uit.
“Beatrijs is een
hoofse vrouw, die allerlei afspraken met God aan haar laars lapt,”
oreerde hij in een tweede poging.
Nu keek de
blonde op. “Hee Sophie, hoor je wat die vent zegt?”
Sophie knikte en
keek naar Schoonebeek. “We hebben vanmiddag tentamen,” begon ze hem
bij te praten. “Maar we snappen het allemaal nog niet zo goed.”
Schoonebeek
glunderde. Er bestond dus toch een Lieve Heer. Hij stond op en ging
tegenover de meisjes zitten. Die hem vol verwachting aankeken.
“Beatrijs is een
non,” begon hij. “Trouw aan God en bruid van Christus. Maar dan komt
die jongen op de proppen.”
“Van wie ze al
heel lang houdt,” droomde Sophie even lekker weg.
“Eh ja. Daar
gaat het dus om. De liefde tussen die twee is hoofs. Maar haar trouw
aan God is in feite veel belangrijker.”
“Maar waarom
dan?” wilde Sophie weten. “Ze houden toch zeker van elkaar!” Haar
vriendin sloot zich daar heftig knikkend bij aan.
“Ja maar,”
voelde Schoonebeek zich onvaste grond betreden. “In de Middeleeuwen
was dat anders.”
“Nee hoor,”
wierp de blonde vriendin nu al haar uren studie in de strijd. “Want
ze gaat juist wel met hem mee. Want haar liefde voor die jongen is
juist heel belangrijk.”
Schoonebeek
zuchtte. En dacht aan zijn actieve onderwijsjaren. Zijn colleges
over de Middeleeuwen vormden steeds een klein jaarlijks
hoogtepuntje. Voor hem. Maar ook toen al hadden er van die mooie,
lieve, enthousiaste, verleidelijke, spontane meisjes in de klas
gezeten, die er geen hout van begrepen. Die niet snapten dat de
huidige wereld anders in elkaar stak dan de televisiesoaps wilden
doen geloven. En bij wie het leven en denken van de middeleeuwer
helemaal hun verstand te boven ging. Maar ach, ze waren wel leuk. En
maakten Schoonebeeks donkere dagen telkens weer wat lichter.
“Hoe weet u dat
toch allemaal?” vroeg Sophie ineens heel lief.
“Ach,” snakte
Schoonebeek een beetje naar adem. “Je leest eens wat.”
“Voor uw
plezier?” wilde de blonde vriendin verwonderd weten.
Schoonebeek
knikte.
“Wat knap van
u,” fluisterde Sophie. En Schoonebeek miste even hoe ze haar
vriendin aanstootte. “Maar u hebt ons wel heel erg geholpen hoor.
Het gaat vast wel lukken met dat tentamen.”
Ze schraapten
hun spulletjes bij elkaar. En stonden op.
“Weet u hoe laat
het is?” vroeg ze. Schoonebeek raadpleegde zijn horloge en gaf
bescheid.
Sophie slaakte
een gilletje. “Dan begint het al over een half uur!” En fluks
beenden de meisjes het café uit.
De man achter de
bar kwam hem een bonnetje brengen.
“Rekent u af?”
vroeg hij. |