Nazarener
Omdat hij daar
wat mensen kende, zat Schoonebeek op een avond in een zaaltje van
het Koning Willem II College. Sinds zijn puberteit had hij geen
middelbare school meer van binnen gezien, maar daar staat tegenover
dat het er indertijd wel drie geweest waren. Veel scholen konden
vroeger niet zo met hem over weg. Maar vanavond accordeerde het wel.
Er waren alleraardigste meisjes uit de hoogste klassen die voor
koffie zorgden. En er was muziek.
En hoewel die
meisjes en die muziek zeker tot het succes van de avond bijdroegen,
was dat niet waarvoor het volk was gekomen. Dat waren de lezingen in
het zaaltje, die samen onder de naam ‘Dijksterhuislezing’
geboekstaafd stonden. Drie voor de prijs van één. En die ene was dan
nog gratis ook. Je kon het slechter treffen.
De eerste twee
lezers waren professoren. De een beroemd, de ander wereldberoemd.
Maar het was de derde die Schoonebeeks show stal. Dat was een
zestigjarige filosoof die nog bij Cornelis Verhoeven had gestudeerd.
Schoonebeek kende Verhoeven van horen zeggen en van zien lezen. Maar
de filosoof van de avond was evenwel een grote onbekende voor hem.
Toch bleek de man al wel zo een en ander gepubliceerd te hebben, wat
hardnekkig aan Schoonebeeks aandacht was ontsnapt.
Vanavond sprak
de filosoof over Jezus. Die in het echt heel iemand anders geweest
moet zijn, dan de brave voorganger die Schoonebeek vroeger zo mooi
had leren eren. Dat stond in het evangelie van Marcus. Of liever:
dat stond er niet in, maar dat kon je lezen als je bereid was Marcus’
retorische trucs even naast je neer te leggen. “Een joodse
fundamentalist” en “wellicht een terrorist”, kwalificeerde de
spreker stevig de zaal in.
Schoonebeek had
graag willen roepen dat ie dat altijd al gedacht had, maar dat was
niet zo. En dus deed hij er bewonderend het zwijgen toe.
“Marcus schreef
zijn evangelie om een Romeins publiek te behagen teneinde het
product christendom aan de man te brengen,” betoogde de filosoof.
“Het is om die reden dat we het kruis als symbool ook pas in de
vijfde eeuw tegenkomen. De Romeinen zouden het hebben
geïnterpreteerd als wat het was: het middel waarmee gevaarlijke verraders ter
dood werden gebracht.”
De inleider van
de avond vergeleek het boek van de filosoof met de Da Vinci Code
van Dan Brown. “Er waren,” zo sprak de man maar drie punten waarop
het boek van deze filosoof afweek van Browns thriller: het was beter
geschreven, het was spannender en het was echt gebeurd.
En, zo ontdekte
Schoonebeek de volgende dag, het was nog steeds te koop ook.
En dat was de
reden, waarom hij de avond erna niet in dat café verscheen, alwaar
zijn vrienden met smart op hem zaten te wachten. Hij las. En hij
bleef lezen tot het uit was. Daarna deed hij het boek dicht. En
genoot nog heel lang heel stilletjes na.
Charles Vergeer:
Een nameloze. Jezus de Nazarener.
Uitgeverij SUN,
Nijmegen 1997 (2de druk 2003) 312 blz. |