Neus
Op de hoek van
de Paleisring en het Piusplein kwam Schoonebeek haar tegen. De
gehavende vrouw. En hoewel hij geen wijde bekendheid geniet vanwege
zijn bekommernis met de zwakke en zielige medemens, staarde hij haar
aandachtig aan. Haar beide ogen waren omringd door een kleurig palet
van blauw, zwart, paars en rood. Met links uitlopers tot aan het oor
en rechts bijna tot aan de mondhoek.
Hier had iemand
vreselijk zijn best op gedaan!
Uit heel de
houding van de vrouw las Schoonebeek dat zij vaker gebukt ging onder
de bewegingsdrift van andermans vuisten. Haar schouders wezen bijna
naar voren en haar blik was strak op de grond gericht. Zo’n
anderhalve meter vóór haar. Ze droeg een onflatteuze rode plastic
regenjas. Waardoor zij al met al geen aangename aanblik bood.
Toch bleef
Schoonebeek kijken. Er was iets aan deze vrouw. Iets ondefinieerbaar
aantrekkelijks. De mond wellicht. Die nauwelijks voorzien van enige
make-up een zeer milde en innemende trek vertoonde. Ook haar
coiffure, halflang blond, maar keurig gewassen, kon Schoonebeek wel
bekoren. Net als haar in rood plastic verpakte figuur. Dat minstens
twintig jaar afdeed van haar geschonden gelaat.
Pas toen de
vrouw opkeek en hem recht in de ogen trof, wendde hij de blik af.
Maar zo makkelijk kwam hij niet weg.
‘Schoonebeek?’
klonk een zachte, nogal bekende stem uit een romantisch verleden hem
tegemoet. En hij wist het meteen. Januari 1975. Ergens voor een
Brabants haardvuur. Zachte muziek, voorzichtige handen, een zoen.
Rita.
Die zich door
iedereen graag ‘Lovely Rita’ liet noemen. Vanwege dat liedje. En
vanwege het feit dat zij zich wentelde in de aandacht van
Schoonebeek en duizend anderen die allemaal – de een nog valser dan
de ander – ‘Lovely Rita’ voor haar zongen. Ook Schoonebeek. Ach, hij
was twintig. En wilde goede sier met haar maken op zijn verjaardag –
anderhalve week later. Hetgeen hem nét niet lukte, omdat zij het
twee dagen te vroeg uitmaakte. ‘Maar we blijven wel vrienden hoor.’
En dat bleven
ze. Nog jaren. Jaren waarin Schoonebeek naar meer hunkerde, terwijl
het legioen van exen om hem heen steeds groter werd. Hij dacht
erover om er een genootschap voor op te richten, voor de exen van
Lovely Rita. Maar ach, ook het exenbestaan verwatert en een paar
jaar later waren ze elkaar zo goed als uit het oog verloren.
‘Jij bent toch
Schoonebeek, hè?’
‘Rita?’ vroeg
Schoonebeek maar terug.
Ze knikte.
En Schoonebeek
wees naar zijn eigen ogen. ‘Je hebt… eh, heb je…?’
Ze glimlachte
nog net zo lief als vroeger.
‘Ja,’ zei ze.
‘Vind je het mooi?’
‘Mooi?’
papegaaide Schoonebeek onzeker.
‘Mijn neus,’
verduidelijkte Rita. ‘Wat vind je van mijn neus?’
Schoonebeek kon
er geen touw aan vast knopen en verwachtte elk moment met een goed
begoten kater uit deze vreemde droom te ontwaken.
‘Je moet wel
even langs die bloeduitstortingen héénkijken hoor. Die trekken nog
wel weg. Zie je over twee weken niks meer van. Maar mijn neus?’
Schoonebeek deed
zijn uiterste best om de blauwe plekken weg te kijken, maar dat was
nog niet zo makkelijk. En wat was er in godsnaam met die neus aan de
hand?
Hij zweeg.
En dacht na.
En keek nog
eens.
En ontdekte toen
met een schok de vreselijke waarheid. Hij zag een grote, dunne,
benige haakneus. Dit was de verkeerde neus. Waar was dat lieve,
mooie, aantrekkelijke ronde neusje van Lovely Rita gebleven?
‘Ik heb
eindelijk eens iets aan die afschuwelijke mopneus laten doen,’ legde
Rita zielsgelukkig uit.
‘Eh, dapper,’
reageerde Schoonebeek bijna spontaan.
‘Maar vind je
hem mooi?’ bood Rita geen enkele ontsnappingsmogelijkheid.
Nu ‘anders’
zeggen is laf, wist Schoonebeek.
En daarom zei
hij: ‘Ja hoor. Best wel. Denk ik.’
‘Nee dus,’
reageerde Rita gelaten. ‘Weet je waarom ik jou vroeger al zo’n
ontzettend lulletje vond? Hierom. Nooit eens eerlijk, recht door
zee. Altijd maar van die laffe leugens. Zeg toch gewoon dat je hem
afschuwelijk vindt!’
‘Ik vind hem
afschuwelijk,’ antwoordde Schoonebeek braaf.
En hij had
werkelijk geen flauw idee, waarom ze nu ineens zo onbedaarlijk begon
te huilen. Hij keek om zich heen. Er waren niet veel mensen op
straat. En die paar die er wel waren, liepen wel erg haastig aan hen
voorbij. Waarop Schoonebeek zich ook maar omdraaide. En zich,
‘Lovely Rita’ fluitend, rap uit de voeten maakte. |