INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Onderduik

Zo, dat zat er weer op. Schoonebeeks ogen knipperden wat onwennig tegen het zonlicht. Van vijf dagen op een donkere zolder werden je ogen wel een beetje allergisch voor licht. Hij klopte het stof uit zijn kleren en begon in de richting van de Korte Heuvel te wandelen. Met een beetje flink doorstappen moest dat in een minuutje of tien kunnen. Maar hij leed nu ernstig onder stramme leden, zodat het er bijna twintig werden.

Met het licht was ook de honger teruggekeerd. Zodat een fikse kop koffie met een appelpunt er wel in zou gaan. Of een flink stuk Schwarzwalder Kirschtorte, nog lekkerder.

Het zat tegen.

De meeste horecaondernemers lagen nog op één oor. Of ze waren eerst even een askruisje halen, al leek Schoonebeek dat sterk. En die paar die hun deuren al wel hadden opengegooid, waren aan een lawaaiige schoonmaak begonnen. En als Schoonebeek ergens een hekel aan had, dan was het wel aan een café waar intussen met emmers sop gerotzooid werd.

Wat dat betrof, had hij het de laatste dagen wel rustig gehad. De brave burgerman die hem zo gastvrij onderdak had verschaft, had zich in geen vijf dagen laten zien. Slechts drie keer was er aan de deur van de overigens uitstekend geïsoleerde zolder geklopt. En telkens was het het elfjarige dochtertje geweest met iets warms te eten. Van die magnetronpakketten van de Albert Heijn. Die Schoonebeek zich overigens opperbest liet smaken. Tweemaal was het boerenkool met worst geweest en de andere keer zuurkool met worst.

Verder had de zolder een klein koelkastje met tientallen liters spa blauw. En er was ook kaas en vlees. Op de koelkast lag een gesneden volkorenbrood, dat naarmate de tijd verstreek wel steeds droger werd. Maar ja, in de onderduik had je je rantsoenen niet voor het kiezen, hè. Daar had hij in zijn jonge jaren genoeg verhalen over gehoord. Van familieleden die ooit nog onder de Arbeitseinsatz hadden getracht uit te komen. Rauwe aardappelen konden ze krijgen! Waar dan nog dik voor betaald moest worden ook – soms zelfs met de eer van de minderjarige dochters. Tja, het was tenslotte oorlog.

Nee, dan had Schoonebeek het nog niet zo slecht getroffen. In zijn oorlog. Een oorlog waarvan je tot op de minuut kon voorspellen wanneer die afgelopen was.

Nu dus.

Schoonebeek ademde de bevrijding met volle teugen in. En toog naar het restaurant van het grote warenhuis in de Heuvelstraat. Waar ze tenminste nog wisten wat iemand die net uit de onderduik kwam, nodig had op bevrijdingsdag. Koffie met een appelpunt.

Het meisje bij de kassa keek hem met piepkleine bloeddoorlopen oogjes aan. Ook zij was uit de strijd wedergekeerd, zij het niet helemaal ongeschonden. Maar in tegenstelling tot Schoonebeek was zij niet voor de ongeregeldheden gevlucht. Ze had aan het front gestaan. En fluisterde nu Schoonebeek het bedrag toe dat hij diende af te rekenen.

‘Hoeveel zei u?’ deed Schoonebeek een poging tot zijn eerste conversatie sinds dagen. Maar ze sloot haar ogen nu helemaal. En gaf daarmee te kennen dat haar hoofd nog niet tegen geluid bestand was. Daarom nam Schoonebeek maar een tientje uit zijn portemonnee, in de overtuiging dat dat de kosten meer dan volledig zou dekken en gebaarde dat het goed was. Ook haar poging tot glimlachen kwam niet helemaal uit de verf.

Schoonebeek zocht een plaatsje uit vanwaar hij het schaarse winkelende publiek zo’n beetje kon observeren. Kreupele mensen. Mensen met een hand voor de pijnlijke ogen. De slag was blijkbaar vreselijk geweest.

En Schoonebeek wist dat hij het enige juiste had gedaan. Hij zou de zolder van de brave  burgerman morgen meteen weer vastleggen. Voor carnaval 2008. Ook al kostte het hem meer dan wat anderen gedurende die vijf dagen aan festiviteiten en consumpties uitgaven.

Ook zelfbehoud had zijn prijs.