CuBra

INHOUD JAN DE JONG

HOME

SPECIAAL

AUTEURS

TEKSTEN

BRABANTS

AUDIO

 

 

Onder vrienden

Het blijft tobben met Johannes en de liefde. Of eigenlijk ook weer niet. Zijn voortdurende eenzijdige vervoering kan een mens toch nauwelijks getob noemen in de traditionele betekenis van het woord. Alleen zijn beste vrienden halen er nog de schouders over op. Anderen ergeren zich.

“Hoe oud ben je nou?” vroeg Schoonebeek hem laatst. Schoonebeek mag zichzelf graag tot Johannes’ intimi rekenen. Johannes noemde met een dun stemmetje een vrij hoog getal.

“En zij?” inquisiteerde Schoonebeek genadeloos voort. Waarop Johannes’ stem nog dunner werd en het getal lager. Veel lager.

“Ze kon je dochter wezen,” sprak Schoonebeek. En, eerlijk is eerlijk, het klonk niet eens als een beschuldiging. Meer als een objectieve vaststelling. De uitkomst van een eenvoudig rekensommetje.

“Ik weet het,” fluisterde Johannes.

“Bezit ze trouwens nog meer kwaliteiten dan haar wel zeer jeugdige leeftijd?” kreeg Schoonebeeks stem toen toch iets zagerigs. Maar Johannes scheen het niet op te vallen.

“Ach,” antwoordde hij, terwijl hij een half mislukte poging tot schouderophalen deed. “Ik reken haar leeftijd eerlijk gezegd niet eens tot haar kwaliteiten. Het is eerder een belemmering, een schier onneembare horde.“ Johannes dacht even na. En er verscheen een serene glimlach op zijn gezicht. “Ze is intelligent,” begon hij op te sommen. “Met gevoel voor humor. Een fantastische smaak. Muziek, film, literatuur, kunst. Ze weet zich te kleden. Spreekt met een groot surplus aan innerlijke beschaving.” Hij beet even op zijn liep. “En ze is zo lief,” kwam er toen hees achteraan.

Schoonebeek zuchtte. “Lelijk zeker.” Het was niet eens een vraag. Maar Johannes reageerde gepikeerd.

“Waarom zeg je dat?” snauwde hij Schoonebeek toe.

“Omdat dat niet anders kan,” antwoordde Schoonebeek eenvoudig. “Intelligente meisjes die van kunst houden zijn altijd erg lelijk. Dat is wetenschappelijk vastgesteld.”

Johannes zei niets. Maar tastte in zijn binnenzak. En diepte een stuk papier op dat hij openvouwde en Schoonebeek overhandigde. Er stonden twee foto’s op. Gedownload van internet.

“Dat is ze?” informeerde Schoonebeek nog even voor de zekerheid. Johannes knikte een beetje treurig.

De foto’s toonden (één en profil en eentje vol in het gelaat) misschien wel het mooiste meisje dat Schoonebeek ooit gezien had. Haren, ogen, neus, mond, lippen, oren. Allemaal dingen die wel meer meisjes hadden. Maar in de schatkamer van haar gezicht waren zij als ’s werelds kostbaarste kunstvoorwerpen bijeengebracht. Hij floot tussen zijn tanden. “Hoe oud zei je ook weer dat ze was?” informeerde Schoonebeek nog eens nadrukkelijk. Johannes noemde opnieuw dat lage getal. Iets met een twee.

“Muziek?”

“Jazz. Betere rock. Spinvis.”

“Kunst?”

“Veel musea.”

“Kluun? Giphart?”

“Mulisch.”

Schoonebeek keek nog eens naar de foto’s. Nu wat langer. Heel wat langer.

“Bestaat niet,” zei hij toen. Maar het klonk lang niet zo resoluut als hij het bedoeld had.

Johannes nam het papier terug, vouwde het zorgvuldig in vieren en stak het weer in zijn jaszak.

“Ik weet het,” zei hij. “Maar het gekke is dat het dus wél bestaat. En dat ik haar vanmiddag weer zie. In één van die oppervlakkig contacten die ik zo koester.”

“En wat dacht je van de stoute schoenen?” vroeg Schoonebeek.

Johannes schudde zijn hoofd. “Deze oppervlakkig marteling kwelt mij meer dat ik kan beschrijven,” sprak, nee dichtte hij bijna. “Maar het vooruitzicht haar nooit meer te zien, drijft mij tot nog groter wanhoop.”

“Gelijk heb je,” gaf Schoonebeek maar eens een keertje royaal toe. En alsof hem plots een licht op ging: “Doe haar mijn rechthartelijke groeten. En zeg dat ze mijn stukjes eens leest. Dan komt het allemaal goed.”