INHOUD JAN DE JONG
HOME
SPECIAAL
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO

CuBra

 

Onderwijs

“Ik neem aan dat jij nog steeds hetzelfde doet?” plaatste Schoonebeek meteen maar een sneer, toen hij de oude collega weer eens tegen het lijf liep in een Tilburgse boekwinkel.

“En ik vermoed dat jij nog steeds alléén door het leven gaat?” pareerde de oude collega bedreven. Waarna ze elkaar rechthartelijk de hand schudden.

“Maar ik meende het wel een beetje hoor,” galmde Schoonebeek er op los toen ze een handvol beleefdheden hadden uitgewisseld. “Het blijft immers allemaal hetzelfde in het vak. Studenten die geen boeken willen lezen. En die hun verplichte lijstjes met literaire stromingen opdreunen. Waarna de docent zich het zweet van het voorhoofd wist en opgelucht een 9 noteert.”

De oude collega boog (naar het Schoonebeek scheen: deemoedig) het hoofd. Waarmee hij een royale tweede aanvalsgolf over zich afriep.

“En dan klagen ze in het onderwijs steen en been over hun leerlingetjes. Die al lang niets meer van Boon, Hermans en Reve weten. Laat staan dat Vestdijk of Couperus nog een belletje doen rinkelen.”

De oude collega voelde waar de bui heen dreef. Maar deed er vooralsnog lijdzaam het zwijgen toe.

“En dan komen die leerlingen bij jou op de lerarenopleiding, alwaar ook niemand hen op het bestaan van voornoemde auteurs wijst. Waarop jullie die kinderen gediplomeerd terug naar hun oude school zenden.” Schoonebeek haalde even diep adem voor een laatste fortissimo. “En dan krijgen ze eens een leerling in de klas die hen bericht dat zo’n schrijver nog wel te vinden is in huns vaders boekenkast. En dan staan ze daar. De leraren Nederlands. Niets weten ze.” Waarna hij er voor de zekerheid nog eens “Niets!” aan toevoegde. En hij vervolgde: “Maar dat geeft niks. Want leerlingen mogen van de minister ook al niet meer lezen. Een handvol boeken op de havo. En vooral niets van vóór 1900. Stel je voor dat ze de kwetsbare kinderziel zouden maltraiteren met een bescheiden vorm van historisch bewustzijn!” Hierna sloeg hij op Mussolini-achtige wijze de armen over elkaar en keek zijn opponent triomfantelijk aan.

“Ben je klaar?” informeerde de oude collega vriendelijk.

Schoonebeek knikte.

“Mag ik je er dan op wijzen, dan er van alles aan de hand is in het onderwijs?” Hetgeen hem op een hartgrondig “Ha!” kwam te staan. Maar de oude collega liet zich niet uit het veld slaan. “Persoonlijk ben ik een verteller,” sprak hij met enige eerbied voor zichzelf. “En ik leer mijn studenten om ook te vertellen. Veel. En daarbij ook nog eens ruimhartig uit de literatuur te citeren. Voordat leerlingen in de vierde van de havo komen, moet het verhaal van Saidjah en Adinde ze al bekend zijn. Gewoon omdat het ze voorgelezen is. Ze moeten weten wie Sara Burgerhart is. En Van der Karbargenbok. Hun vingers moeten koud worden als Anton Wachter voor de zoveelste keer de tas van Ina Damman naar school zeult. En ze hebben gelachen om het gejammer van vrouw Julocke, als haar mans teelballen ten slachtoffer vallen aan een hysterische kater.”

“En gebeurt dat ook?” klonk Schoonebeek inenen een stuk ingetogener.

De oude collega deed alsof hij het antwoord een ogenblik in overweging nam.

“Eh, nee,” zei hij toen. Maar voordat Schoonebeek de aanval kon heropenen, voegde hij daar vlug nog wat aan toe. “Maar het zou zomaar kunnen gebeuren, als die kinderen een leraar treffen die een beetje kan vertellen.”

“Ja,” gaf Schoonebeek toe. “Ze moeten wel kunnen vertellen.”

“En ze moeten de goeie verhalen kennen. En die ze leren dan weer van mij. Ik doe eigenlijk niets anders dan mooie verhalen vertellen.”

“Ja, dat deed je vroeger ook al,” herinnerde Schoonebeek zich. “Dus je doet in feite nog steeds hetzelfde.”

Hetgeen de oude collega beaamde. “En jij? Nog steeds alleen?” krabde hij nog eens lekker op de plek waar hij een oude wond vermoedde.