Jan de
Jong
Schoonebeek
________________________________
Ongemakken
Een voorspoedig
leven is ook niet alles, verzuchtte Schoonebeek toen hij voor de
derde keer die ochtend het toilet verliet. Een fikse buikgriep had
zijn gevoelige gestel ernstig verstoord en de uitbundige symptomen
dansten hem aan alle kanten het lichaam uit.
Hij was ziek.
En zoals het
een heer betaamt, wentelde hij zich dientengevolge in zelfbeklag.
Maar met wat voor zin? Als heer alleen had hij natuurlijk niemand om
op zijn ongeluk te reageren met een beetje zorg en koestering.
‘Ik moet ook
alles alleen doen,’ kloeg hij dan ook. ‘Niemand om mij samen met mij
te beklagen. En de koorts heeft ook al een betreurenswaardige 38
graden bereikt.’
Hij verwijlde
een ogenblik bij het slaapkamerraam en zuchtte. Buiten haastten zijn
stadgenoten zich voort alsof er niets aan de hand was. Het was
allemaal reuze onrechtvaardig.
Maar plotsklaps
nam hij een ferm besluit. Hij zou de wereld kond van al zijn
ongemakken. Dames en heren en jongens en meisjes zouden hem
troostrijke kaartjes sturen, als ze tenminste wisten door welk een
malheur Schoonebeeks woonst getroffen was. En dat wisten ze niet.
Onvervaard nam hij derhalve de telefoon ter hand en belde zijn goede
vriend Menno Appelboom, redacteur stadszaken bij De Tilburgsche
courant, zoals Schoonebeek het katern ‘Tilburg plus’ welwillend
noemde. Om zijn goede vriend met de weldadige illusie te verblijden
bij een waardig dagblad te werken. Want laten we eerlijk zijn,
‘Tilburg plus’ verhoudt zich toch tot Het Algemeen Handelsblad
of De Standaard of Dagblad de Tijd als een persmuskiet
tot een eerbiedwaardige en wijze uil. Nee, Menno zou stad en wereld
wel even op te hoogte stellen van de deplorabele toestand waarin
zich één van haar vooraanstaande burgers bevond.
‘Menno
Appelboom is er niet,’ sprak een jeugdige stem die ongetwijfeld aan
een jonge leerling-verslaggever toebehoorde.
‘Die Menno,
zeker weer achter het nieuws aan,’ mopperde Schoonebeek.
‘Nee, Menno is
ziek thuis. Buikgriep naar het schijnt. Kan ik u misschien helpen?’
antwoordde de jonge leerling-verslaggever. En Schoonebeek dacht een
ogenblik na.
‘Nee,’ zei hij,
‘nee, dit is te belangrijk om aan een beginnend scribent over te
laten. Het gaat namelijk om mijn persoonlijke welzijn, ziet u.’ De
andere kant zweeg. Maar Schoonebeek voelde hoe het kind de schouders
ophaalde. En hij nam het de blaag niet eens kwalijk. En hing op
zonder nog een woord te zeggen.
|