Open dag
De herfst is een triest seizoen: bomen
verliezen hun blaadjes, meisjes hullen zich in wollen truien en
lange broeken en scholen organiseren open dagen.
Aan het tafeltje naast Schoonebeek zaten
een moeder en haar zestienjarige zoon lekker tegen elkaar op te
puberen. Zij wist hoe het hoorde op zo’n open dag. Hij wist het
beter. Van haar moesten ze eerst eens rustig gaan zitten, om het
programma te bestuderen en een keuze te maken uit het aanbod aan
presentaties, video’s en andere activiteiten. Want de school had
kosten, moeite, noch medewerkers gespaard om het jonge volkje te
lijmen. Hij wilde het liefst meteen als een jonge hond door het
gebouw gaan rennen.
‘Je blijft zitten!’ siste de moeder,
dankzij haar onvermogen tot fluisteren een ruimer publiek bedienend
dan strikt de bedoeling was.
De jongen reageerde met enkele
ongearticuleerde keelklanken en stond op. Tenminste, dat was de
bedoeling. Een handbeweging van zijn moeder deed hem evenwel
aarzelen. En een seconde of wat later liet hij zich weer gelaten op
zijn stoel zakken.
‘Het programma,’ wees zijn moeder. ‘Waar
willen we allemaal naar toe?’
We.
De jongen slikte een nieuw protest
wijselijk weg, wees vlug een paar programmaonderdelen aan en maakte
opnieuw aanstalten om op te staan.
‘Mooi. Dan gaan we nu plannen,’ behield
de moeder routineus de leiding. ‘Wat doen we eerst?’
Wederom stiet de jongen enige klanken
uit, die dit keer naar een van de twee videopresentaties verwezen.
Waarna hij er ineens heel verstaanbaar aan toe voegde: ‘en die
begint over één minuut’.
En de moeder zweeg. Eén, twee lange
tellen. Toen stoof ze op.
‘Schiet dan toch op,’ bitste ze. ‘Dat
programma lees je straks maar.’ En ze beende de hal uit, haar
hulpeloze slungel achter haar aan.
En Schoonebeek keek naar zijn zoon. Of
ie het toch allemaal wel gevolgd had. Want vergelijkenderwijs kwam
hij hier natuurlijk niet ongunstig uit. |